les 3 instructies 201223

Nederlands
INSTRUCTIES 
IMPERATIEF SIGNAALWOORDEN

14/01/2024
 Hilde Faut

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
INSTRUCTIES 
IMPERATIEF SIGNAALWOORDEN

14/01/2024
 Hilde Faut

Slide 1 - Slide

Instructies: doelstellingen
  1. De leerlingen kunnen de betekenis van een instructie benoemen.
  2. De leerlingen kunnen de definitie van de imperatief afleiden door een proefondervindelijke opdracht.
  3. De leerlingen kunnen op basis van hun voorkennis en de opdracht een instructie uitvoeren..
  4. Leerplannen: basisvorming SO – 2e graad, 1e jaar DOORSTROOM
https://pro.g-.be/blog/Documents/Tweede%20graad%20basisvorming_A.pdfPagina 14: de lln. Spreken en schrijven doelgericht

Slide 2 - Slide

Wat zien we vandaag?
  • Instructies 
  • Opdracht instructies: ACTIE!
  • Ervaringen delen n.a.v. opdracht
  • Definitie en uitleg 'instructies'.
  • Oefeningen
  • de imperatief
  • Denk aan onze afspraken rond RESPECT! 

Slide 3 - Slide

Les 3: Instructies geven
Voorkennis

Slide 4 - Slide

 Doel van communicatie

  • Informeren
  • Vertellen
  • Overtuigen
  • Instructies geven

Slide 5 - Slide

opdracht

Slide 6 - Slide

Wat is een instructie?
A
Bij een instructie geef je de toehoorder informatie.
B
Bij een instructie geef je de toehoorder een waarschuwing.
C
Bij een instructie geef je de toehoorder een taak of een opdracht om uit te voeren.
D
Bij een instructie geef je de toehoorder een opmerking over zijn of haar gedrag.

Slide 7 - Quiz

Imperatief
  • De Gebiedende Wijs
  • je wil dat iemand iets doet
  • om een bevel of verzoek uit te drukken
  • kort en duidelijk
  • het is geen vraag
  • https://www.mijnwoordenboek.nl



Slide 8 - Slide

De imperatief
  1. Eerste persoon enkelvoud van de infinitief => de stam van het werkwoord
  2. Verwijder (IK)
  3. Wat overblijft => de imperatief
Bijvoorbeeld: 
  1. maken → ik maak → maak => Maak je huiswerk!
  2. invullen -> Ik vul de oefening in =>  Vul in!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord:
tekenen?
A
tekent
B
tekenen
C
teken
D
tekken

Slide 12 - Quiz

Wat is de stam van het werkwoord:
lezen?
A
les
B
lezen
C
lees
D
las

Slide 13 - Quiz

Wat is de imperatief van het werkwoord lachen?
A
gelach
B
lach
C
lacht
D
lachend

Slide 14 - Quiz

Wat is de gebiedende wijs van het werkwoord aanvullen?
A
vullen
B
vult aan
C
vul
D
vul aan

Slide 15 - Quiz

Welke tijd gebruik je bij een instructie?
A
gebiedende wijs
B
substantief
C
imperatief
D
superlatief

Slide 16 - Quiz

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden zijn woorden die een signaal geven over de relatie tussen zinnen of delen van zinnen. => BETEKENIS

  • Ze helpen de lezer om de structuur van de tekst te begrijpen.

  • Denk aan SOS Piet! Wat hebben we geleerd? Ten 1e -2e -3e 

Slide 17 - Slide

Soorten signaalwoorden
  • Tijd: eerst, daarna, ten slotte
  • Opsomming: ten eerste, bovendien, ook
  • Tegenstelling: maar, echter, daarentegen
  • Oorzaak en gevolg: daarom, dus, als gevolg van
  • Conclusie: dus, daarom, concluderend

Slide 18 - Slide