This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Werkwoorden
Je leert in deze les werkwoorden in een zin. Werkwoorden zijn net als lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels woordsoorten in een zin.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Maak een zin waarmee je vertelt wat er in de afbeelding gebeurt.
Slide 4 - Open question
05:00
Onder de tafel ligt de kat in een doos.
Het werkwoord is
A
onder
B
ligt
C
kat
D
door
Slide 5 - Quiz
05:20
Mijn moeder wil mijn kamer niet opruimen.
Welke werkwoorden staan er in de zin?
Slide 6 - Open question
05:47
De leerlingen spelen een spel tijdens de pauze.
Wat is hier het werkwoord?
A
leerlingen
B
spel
C
spelen
D
pauze
Slide 7 - Quiz
06:08
Er wordt goede muziek gedraaid tijdens het feest.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Slide 8 - Open question
06:27
Sinds gisteren zit ik achter Michel opgesteld.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Slide 9 - Open question
Maak een zin met het werkwoord 'worden'. Je mag het woord van vorm veranderen. Je zin bestaat uit 6 woorden. Let op spelling, hoofdletters en leestekens.
Slide 10 - Open question
Maak een zin met de werkwoorden 'hebben' en 'vergeten'. Je mag de woorden van vorm veranderen. Je zin bestaat uit 8 woorden. Let op spelling, hoofdletters en leestekens.
Slide 11 - Open question
Kun je de vraagproef gebruiken bij elke zin om de persoonsvorm te vinden?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Vraagproef
Als een zin al vragend is, kun je deze niet nog een keer vragend maken. Gebruik dan de tijdproef om de persoonsvorm te vinden.
Slide 13 - Slide
Wij hebben de wensen opgeschreven.
Is 'wensen' hier een werkwoord? Leg uit waarom wel of niet.