T01 - 1.15 Lectuurtaak - Mijn leesautobiografie

1.15 Lectuurtaak: mijn leesautobiografie
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

1.15 Lectuurtaak: mijn leesautobiografie

Slide 1 - Slide

Wat is een leesautobiografie?
  • Lees
  • 'Auto' = zelf
  • 'Bio' = leven
  • 'Grafie' = schrijven

Slide 2 - Slide

Taakomschrijving
  • Een duik in je persoonlijke leesgeschiedenis
  • Een overzicht van de grote en kleine literatuur die tot nu toe een rol gespeeld hebben in je leven
  • Lezen = een zeer breed concept
  • Focus op literaire boeken en strips, maar ook ander leesvoer (bv. tijdschriften)

Slide 3 - Slide

Doelen
  • Je krijgt inzicht in je eigen leesgeschiedenis en leesprofiel.
  • Zo kan je een bewuste boekkeuze maken uit een lijst (belangrijk voor de eerste lectuurtaak binnenkort).
  • Zo kan je bewust een lectuurtaak uitkiezen.

Slide 4 - Slide

Aandachtspunten
  • Je leesautobiografie bevat een titel.
  • Je verslag bestaat uit een driedelige structuur (IMS).
    1. In de inleiding vertel je kort waarover je verslag gaat.
    2. In het midden geef je de nodige informatie aan de lezer, opgedeeld in alinea’s, gescheiden door witregels.
    3. In het slot rond je je tekst af. Je kan ook een korte samenvatting geven of een conclusie trekken.

Slide 5 - Slide

Aandachtspunten
  • In een leesautobiografie beschrijf je je ontwikkeling als lezer, dit vanaf je vroegste leesherinneringen.
  • Deel het midden van je tekst op in leeftijdsfasen (in chronologische volgorde).
    1. Peuter- en kleutertijd (1,5-6 jaar)
    2. Lagere school (6-12 jaar)
    3. Middelbare school (12-nu)

Slide 6 - Slide

Fase 1: Peuter- en kleutertijd
- Welke (prenten)boeken 'las' je voor je kon lezen?
- Werd er voor je voorgelezen, thuis of op school? Door wie? Weet je nog uit welke boeken?
- Wat vond je het mooiste voorleesboek? Wat was je favoriete sprookje?
- Was je geïnteresseerd in boeken en in het luisteren naar verhaaltjes?

Slide 7 - Slide

Fase 2: Lagere school
- Las je graag of niet? Hoe kwam dat?
- Welke strips vond je leuk toen je net kon lezen? Waarom?
- Vroeg je bij bepaalde gelegenheden boeken als cadeau?
- Werd er in de basisschool voorgelezen? Uit welk(e) boek(en)? 
- Ging je vaak naar de (school)bibliotheek?
- Welke boeken heb je meer dan één keer gelezen?
- Heb je nog van je eerste boeken in je boekenkast staan?

Slide 8 - Slide

Fase 3: Middelbare school
- Las/lees je regelmatig? Las/lees je liever boeken of strips?
- Welke boeken heb je graag gelezen/lees je nu graag?
- Welke personages hebben indruk op je gemaakt en waarom?
- Had/heb je een favoriete auteur? Waarom hij/zij?
- Kocht/koop je wel eens een boek van je zakgeld?
- Veel leerlingen ervaren een leesdip rond deze periode, omdat ze het druk krijgen met andere interesses. Hoe is dit bij jou?

Slide 9 - Slide

Aandachtspunten
  • Houd rekening met de tijd van de werkwoorden. Je beschrijft het verleden, dus staan de werkwoorden in de verleden tijd. Let op: als je je huidige leesgedrag (middelbare school) beschrijft, schrijf je uiteraard in de tegenwoordige tijd.
  • Verzorg je taalgebruik. Besteed dus aandacht aan woordgebruik, zinsbouw, spelling, geen afkortingen ...

Slide 10 - Slide

Aandachtspunten
  • Maak de tekst compleet met foto’s en afbeeldingen (bv. covers van boeken of van jezelf).

  • Min. 500 en max. 700 woorden
  • Lettertype Verdana 11
  • Interlinie 1,5

Slide 11 - Slide

Hulp bij schrijfvaardigheid
  • Een uitgewerkt schrijfkader
  • Een leeg schrijfkader
  • 6.1 Leerlijn schrijfvaardigheid > 6.1.1 Hulpbronnen tijdens het schrijven

Slide 12 - Slide