Voortplanting

Vandaag 
  • Voortplanting
  • Voortplantingsorganen mens
1 / 65
next
Slide 1: Slide
BiologySecondary Education

This lesson contains 65 slides, with interactive quizzes, text slides and 10 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag 
  • Voortplanting
  • Voortplantingsorganen mens

Slide 1 - Slide

Penis en Vagina
Mensen hebben twee soorten voortplantingsorganen:
De penis en de vagina.

De anatomie van beide moet je weten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Urine
De nieren filteren extra water uit het bloed; scheiden dit af in combinatie met wat afvalstoffen. Dit wordt urine.
Via de urineleiders wordt de urine vervoert van de nieren naar de urine blaas. Urine wordt opgeslagen in de Urineblaas.
Wanneer het tijd is om te plassen word er via de urinebuis door de penis naar buiten vervoert.

Slide 4 - Slide

Urine
Dus:
Nieren => urineleiders => Urineblaas => urinebuis => buiten

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zwellichamen
De penis heeft een drietal aan zwellichamen die vollopen met bloed waardoor de penis stijf kan worden. 

Dit is vooral gebruikelijk tijdens de sex of sexuele opwinding maar kan ook onder invloed van hormonen op andere tijdens voorkomen.

Slide 7 - Slide

Eikel en voorhuid
Het uiteinde van de penis noemen wij de eikel (ja daar komt ook het scheldwoord vandaan) en over de eikel loopt de voorhuid.

In sommige culturen is het gebruikelijk om de voorhuid te verwijderen, dit wordt gedaan i.v.m. hygiëne. 
Onder dat huidje hopen zich namelijk een enorme hoeveelheid bacteriën en dode huidcellen op.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Teelbal en bijbal
In de teelballen worden zaadcellen gemaakt.
In de bijballen worden de aangemaakt zaadcellen opgeslagen.
Bij het klaarkomen (of: "zaadlozing") worden de zaadcellen via de zaadleiders vervoert richting het zaadblaasje.

Hier wordt er vocht aan toegevoegd (op dat moment noemen we het "sperma").

Slide 10 - Slide

Zaadblaasje en vocht
Het vocht wat wordt meegegeven bevat een hele hoop voedingsstoffen waardoor de zaadcellen langer , buiten het lichaam, kunnen overleven. 

Dit is nodig voor de zaadcellen om uiteindelijk een eicel te bereiken.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Prostaat
Ook de prostaat, waar de zaadleiders zo'n beetje doorheen lopen, voegt vocht toe. 
Dit vocht is nodig om de zaadcellen te activeren.
De zwemmers gaan zwemmen, zeg maar.
tweede functie van de prostaat is het afsluiten van de urinebuis, zodat er geen urine naar buiten kan.

Slide 13 - Slide

Dus...
Teelballen (+zaadcellen) => bijballen (opslag) => zaadleiders => zaadblaasje (+vocht, voedingsstoffen) => prostaat (+vocht, activatie)=> urinebuis => buiten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vrouwelijk voortplantingsorgaan
  • Binnenkant (vagina, baarmoeder, eierstokken)
  • Buitenkant 
  • Ovulatie + menstruatie 

Slide 16 - Slide

Baarmoeder

Slide 17 - Slide

Vagina
Is dus niet het hele orgaan: alleen het stuk tot aan de baarmoeder mond.
Bij de seks komt de penis ook niet verder dan de baarmoedermond. 

Slide 18 - Slide

Baarmoeder
Voorbij de baarmoedermond zit logischerwijs de baarmoeder zelf.
De baarmoeder is een orgaan wat vooral uit spier bestaat, maar aan de binnenste wand zitten ook slijmvlies.
Wanneer een eicel bevrucht is komt die in het baarmoeder slijmvlies terecht en daar krijgt het alle voedingsstoffen die het in het begin nodig heeft.

Slide 19 - Slide

Baarmoeder slijmvlies
Dit slijmvlies kan ook afbreken, wat elke maand gebeurt als de eicel niet is bevrucht.
Dit betekend dat de binnenste laag van de baarmoeder wordt losgelaten en daar komt onder andere ook bloed bij vrij. Dat slijmvlies heeft namelijk aardig wat bloedvaten nodig om de voedingsstoffen aan te leveren.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

Eileiders en eierstokken
In de Ovaria ( 1 ovarium) oftewel de eierstokken zitten enorm veel (nog) niet ontwikkelde eicellen.
Elke maand kom er 1 gerijpte eicel vrij van een van de eierstokken via de eileiders.
Komt deze eicel onderweg een zaadcel tegen kan een bevruchting plaatsvinden.

Slide 23 - Slide

Bevruchting
Let op: De bevruchting vind dus, al dan niet, plaats in de eileider. Niet in de baarmoeder zelf.

Slide 24 - Slide

Ovulatie en menstruatie
De ovulatie , ook wel de eisprong, is het loslaten van een van de eicellen uit het ovarium
(OVUlatie en OVArium)
De menstruatie is het eerst verdikken van, de ovulatie en daarna het loslaten van het slijmvlies aan de binnenkant van de baarmoeder. Dit duurt ongeveer 28 dagen.
Ongesteldheid en menstruatie is dus hetzelfde.

Slide 25 - Slide

 menstruatie
Mentruatie duurt +/- 4 tot 8 dagen. Dag 1 is de eerste dag dat iemand ongesteld wordt.
Op +/- dag 14 vind er een eisprong plaats, die op weg gaat naar de baarmoeder.
Het slijmvlies wordt steeds dikker.
Rond dag 28 gaat de eicel dood en wordt het slijmvlies losgelaten.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Clitoris
Clitoris is het vrouwelijke sexuele orgaan en dient hetzelfde nut als de eikel bij mannen.
Sterker nog; tijdens de ontwikkeling is dit vrij lang hetzelfde orgaan.
Let wel: de Clitoris is niet alleen dit kleine ding bovenop

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Urinebuis en vagina
Punt van aandacht:
De urinebuis en de vagina opening zijn dus twee verschillende dingen bij de vrouwelijke anatomie.

Slide 30 - Slide

Grote en kleine schaamlippen
Labia minora (kleine schaamlippen) en Labia majora (grote schaamlippen) horen ook bij de vrouwelijke anatomie.

Slide 31 - Slide

Maagdenvlies
Het maagdenvlies, of het hymen, is jarenlang een punt van discussie geweest (en is het nog steeds) tot vrij lang werd er gedacht dat het maagdenvlies de vagina compleet afsloot.
Dit is niet waar (hoe zou je anders kunnen menstrueren) wel is het zo dat sommige vrouwen een verdikking hebben van het slijmvlies in de vagina.

Slide 32 - Slide

Maagdenvlies
Het hymen is geen ultiem bewijs van het maagdendom, zoals tot ook vrij lang werd gedacht.
Niet iedere vrouw heeft een hymen. Sommige vrouwen "breken" het hymen vrij jong. 
Maar bij de eerste keer sex kan het voorkomen dat een vrouw wat pijn heeft en na die tijd wat bloed. 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Geslachtskenmerken
Primaire geslachtskenmerken zijn de kenmerken die vanaf de geboorte zichtbaar zijn in de meest gebruikelijke gevallen.
Dan hebben we het over de penis, balzak en prostaat en vagina, schaamlippen en baarmoeder/eierstokken.
Secundaire geslachtskenmerken zijn de geslachtskenmerken die tijdens de puberteit zich meestal openbaren. 

Slide 36 - Slide

Geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken zoals bij mannen: baardgroei, diepere stem, groei geslachtsdelen, lichaamshaar.
Secundaire geslachtskenmerken zoals bij vrouwen: Borstgroei, grotere heupen, lichaamshaar etc.

Slide 37 - Slide

Geslachtskenmerken en Hormonen
De ontwikkeling van deze geslachtskenmerken wordt vooral gedaan onder invloed van hormonen.
Hormoonklieren maken deze hormonen en worden afgegeven aan het bloed. 
Dit is een langdurig proces, wat ook een kenmerk is van hormonale regulatie.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Voortplanting
Tijdens het maken van nieuwe cellen splitst een moedercel (de oude cel) zich in twee dochtercellen (de nieuwe cellen)
Dit noemen wij mitose.
Bij de mitose zit in elke nieuwe cel 46 chromosomen (bij mensen).
Dit gebeurt constant om nieuwe cellen te maken.

Slide 40 - Slide

Voortplanting
Bij het maken van de geslachtscellen (ei- en zaadcel) splitsen zich ná mitose de cellen zich nog een keer.
Deze keer hebben beide cellen maar de helft aan chromosomen (23 bij mensen).
Dit noemen wij meiose.

Slide 41 - Slide

Bij mitose splitsen de cellen zich. Hoeveel chromosomen bevat elke nieuwe cel?
A
De helft
B
De totale hoeveelheid
C
Een kwart
D
Een derde

Slide 42 - Quiz

Bij meiose splitsen zich de cellen nogmaals om geslachtscellen te maken. Hoeveel chromosomen bevat elke nieuwe cel?
A
De helft
B
De totale hoeveelheid
C
een kwart
D
een derde

Slide 43 - Quiz

Geslachtelijke voortplanting
Het kenmerk van geslachtelijke voortplanting is dat  de twee geslachtscellen (ei- en zaadcel) samensmelten en een nieuw organisme vormen.
Het nieuwe organisme heeft een nieuw genotype
Namelijk een combinatie van mama en papa.

Elk mens heeft een uniek genotype.

Slide 44 - Slide

Het belangrijkste kenmerk van geslachtelijke voortplanting is:
A
Het samensmelten van de twee geslachtscellen
B
Het produceren van glucose d.m.v. licht en lucht
C
Het transporteren van bloed door de bloedvaten
D
Het maken van een nieuw organisme.

Slide 45 - Quiz

Bevruchting
Eisprong vind plaats én de eicel wordt bevrucht dan breekt het slijmvlies niet meer af, er vind dan innesteling plaats.
De eicel wordt in de eileider bevrucht en terwijl hij richting de baarmoeder verplaatst vind er al mitose plaats. De cellen verdubbelen zich constant; er ontstaat een klompje met cellen.
Het groeit nog niet; omdat het nog geen bouwstoffen of voedingsstoffen.

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Bevruchting
Wanneer de eicel zich innestelt in het slijmvlies van de baarmoeder, waar ook veel bloedvaten zitten, gaat het klompje cellen wél groeien.
Op dat moment spreken we van een "embryo".

Slide 48 - Slide

Embryonale ontwikkeling
Er ontstaat in de eerste instantie een soort "blaasje" van de verdubbelde cellen en langzamerhand vormt dit zich in een foetus rond ongeveer week 8.

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Navelstreng
De foetus krijgt zijn voedingsstoffen, zuurstof en afvoer van afvalstoffen via de navelstreng.
De placenta zit om het kind heen, hier stroomt bloed van de moeder heen.
In de placenta zit ook bloed van het kind, maar dit stroomt langs elkaar heen. Komt niet in aanraking met elkaar. Ze kunnen wel voedingsstoffen uitwisselen.

Slide 53 - Slide

Vruchtzak
In de vruchtzak zit vruchtwater. Dit houdt de foetus warm en veilig. Beschermd tegen stoten.

Slide 54 - Slide

Baarmoeder mond
De baarmoeder mond is normaliter erg klein, ook tijdens de zwangerschap.
Tijdens de geboorte wordt deze veel. VEEL. groter.

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide

Prenataal onderzoek
Pre-nataal betekend voor (pre) de geboorte (nataal), dit is dus onderzoek dat vóór de geboorte van het kindje plaatsvind. 
Een vorm van prenataal onderzoek is de vlokkentest.

Slide 57 - Slide

Vlokkentest
Bij de vlokkentest worden er een paar cellen van de placenta weggehaald om die te onderzoeken naar genetische afwijkingen van het kindje, bijvoorbeeld Downsyndroom.
De vlokkentest wordt gedaan rond de 11 tot 14 weken van de zwangerschap en geeft een vrij hoge zekerheid.
Een nadeel is dat het risico op een miskraam groter wordt.

Slide 58 - Slide

Slide 59 - Video

Slide 60 - Video

Slide 61 - Video

Slide 62 - Video

Slide 63 - Video

Slide 64 - Video

Slide 65 - Link