V5 - P2 (2526)

V5 - P2 (2526)
1 / 46
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V5 - P2 (2526)

Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos en el período 2!
  • ¿Qué tal la semana de exámenes?
  • ¿Qué hacemos este período?

Slide 2 - Slide

Período 2
  • Luistertoets (20x) - week 49, 50 (1 - 12 december)
  • Toets A2/B1 boek + grammaticaboek H3 en 4 (15x) - TW2 
  • TW2 start op 19/1 (2e week na kerstvakantie) —> 8 weken in totaal

Slide 3 - Slide

Wat gaan de behandelen in P2?
                                                                                              
A2/B1 boek
          - Examen 3 (estudios, cultura y ocio) - lezen, schrijven, spreken, luisteren
          - Examen 4 (compras, ropa y restaurantes) - lezen, schrijven, spreken, luisteren

Grammaticaboek
     - Unidad 3 (¡Verbos, verbos y más verbos!) - t.t., wederkerende ww, bijwoord, ww van beweging             
     - Unidad 4 (Construcciones verbales) - nabije toekomst en recent verleden, gerundio, 
       constructies met infinitief, ww constructies met voorzetsel en infinitief, ww constructies met
       gerundio                                                                                                                                                                

Slide 4 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Hacemos tarea 1 de comprensión auditiva (A2B1 p. 50-51)
  • Trabajamos en los deberes —> del libro de gramática leéis individualmente la teoría en la página 28 + hacéis todos los ejercicios de la página 29

Slide 5 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Hacemos tarea 1 de comprensión auditiva (A2B1 p. 68, 69)
  • Trabajamos en los deberes —> del libro de gramática leéis individualmente la teoría en la página 28 y 30 + hacéis todos los ejercicios de la página 29 y 31
Hoy es martes, el 13 de noviembre

Slide 6 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Terminamos tarea 1 de comprensión auditiva (A2B1 p. 68, 69) y hacemos tarea 1 del examen 5 (p. 86, 87) o tarea 2 del examen 3 (p. 52)
  • Hacemos ejercicios extra con los verbos en presente
Hoy es lunes, el 17 de noviembre

Slide 7 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Corregimos los ejercicios extra (verbos en presente)
  • Escuchamos tarea 1 del examen 5 (p. 86, 87) 
  • Empezamos con la lección 11 del libro de gramática

Luistertoets op ma 8/12 of di 9/12 —> stemmen
Hoy es jueves, el 20 de noviembre

Slide 8 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Escuchamos tarea 2 del examen 4 (p. 70) 
  • Extra oefeningen les 11 en 12 grammaticaboek


Hoy es lunes, el 1 de diciembre

Slide 9 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Escuchamos tarea 2 y 3 del examen 5 (p. 88) 
  • Afmaken extra oefeningen les 11 en 12 grammaticaboek


Hoy es martes, el 2 de diciembre

Slide 10 - Slide

¿Qué hacemos hoy?

  • Uitleg gramática lección 13 (p. 38, 39)
  • Verbeteren extra oefeningen les 11 en 12 opdracht A
  • Maken opdracht C en D van extra oefeningen + blad inleveren
  • Start met lección 13


Hoy es jueves, el 11 de diciembre

Slide 11 - Slide

Lección 13
  • Nabije toekomst --> IR A + infinitief
      Voy a ir al cine = ik ga naar de bioscoop (gaan)

  • Recent verleden --> ACABAR DE + infinitief (beëindigen)
      Acaba de llamar tu madre = je moeder heeft net gebeld

  • De GERUNDIO (onvoltooid deelwoord) --> ESTAR met stam + ando (-ar ) of -iendo (-er/-ir)
     Estoy hablando = ik ben aan het praten
     Estáis comiendo = jullie zijn aan het eten

Slide 12 - Slide

¿Qué hacemos hoy?

  • Luistertoets inzien
  • Schrijfopdrachten maken + inleveren
  • Afmaken lección 13 uit grammaticaboek


Hoy es lunes, el 15 de diciembre

Slide 13 - Slide

¿Qué hacemos hoy?

  • Schrijfopdrachten verbeteren, afmaken + inleveren
  • Afmaken lección 13 uit grammaticaboek
  • Start lección 14 uit grammaticaboek = HW voor donderdag


Hoy es martes, el 16 de diciembre

Slide 14 - Slide

Lección 13
  • Nabije toekomst --> IR A + infinitief
      Voy a ir al cine = ik ga naar de bioscoop (gaan)

  • Recent verleden --> ACABAR DE + infinitief (beëindigen)
      Acaba de llamar tu madre = je moeder heeft net gebeld

  • De GERUNDIO (onvoltooid deelwoord) --> ESTAR met stam + ando (-ar ) of -iendo (-er/-ir)
     Estoy hablando = ik ben aan het praten
     Estáis comiendo = jullie zijn aan het eten

Slide 15 - Slide

Lección 14 - Modale ww + constructies met infinitief
  • Querer + infinitief --> Hoy quiero ir a la playa
       Poder + infinitief --> No, no puedo ir porque tengo que trabajar
       Soms staat het infinitief er niet meer bij --> Entonces, no puedes (ir). Pero sí quieres (ir).
  • Querer (que) + infinitief = houden van / willen --> El niño quiere la carne. El niño quiere (tener) más carne.

  • Deber (de) + infinitief = moeten (tener que = moeten) --> ¡Debes estudiar más!
       Je kunt er ook een vermoeden mee uitspreken --> Debe de ser las cinco
  • Tener = hebben, maar tener que + infinitief = moeten --> Tengo que ir al dentista
  • Hay que + infinitief = je/men moet (onpersoonlijke constructie) --> Hay que hacer deporte


Slide 16 - Slide

Wat is een modaal werkwoord?
Modale hulpwerkwoorden zijn speciale hulpwerkwoorden die een hoofdwerkwoord een extra betekenis geven, zoals mogelijkheid, noodzaak, wens of toestemming. De Nederlandse modale hulpwerkwoorden zijn onder andere: kunnen, mogen, moeten, willen, zullen en hoeven. Ze worden altijd samen met een ander werkwoord gebruikt, wat vaak het voltooid deelwoord is. 

Slide 17 - Slide

Lección 14 - Modale ww + constructies met infinitief
  • Poder + infinitief = kunnen, mogen --> ¿Puedo leer la carta? ¿Puedes venir a mi fiesta?
       Heeft altijd betrekking op een werkwoord, nooit op een voorwerp.
  • Poder is niet hetzelfde als saber (beide te vertalen met 'kunnen')
       Poder = de mogelijkheid hebben, in staat zijn --> Hoy puedes cocinar tú
       Saber = iets vaardig zijn, iets kunnen na het geleerd te hebben --> No, yo no sé cocinar

  • Soler + infinitief = wat gebruikelijk is of altijd zo wordt gedaan, 'gewend zijn' --> Durante las vacaciones suelo levantarme muy tarde
  • Desear = wensen, preferir = prefereren
       Kunnen gebruikt worden met een infinitief --> Deseo irme. Prefiero descansar.

Slide 18 - Slide

¿Cuántos grupos de 'klinkerwisseling' hay?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 19 - Quiz

Namelijk:
A
e>ie, e>a, o>ue, u>ue
B
e>ie, e>i, o>ue, u>ue
C
e>ie, e>a, o>u, u>o
D
e>i, e>a, o>ue, u>ue

Slide 20 - Quiz

Klinkerwisseling pas je bij de volgende personen toe:
Klinkerwisseling pas je toe bij de volgende personen:
A
bij alle personen
B
bij alle personen behalve nosotros en vosotros
C
alleen bij yo, tú, nosotros en vosotros
D
alleen bij nosotros en vosotros

Slide 21 - Quiz

Klinkerwisseling:
Anouk……………………..(empezar) a las ocho de noche.

A
empiezas
B
empueza
C
empieza
D
empeza

Slide 22 - Quiz

Klinkerwisseling e > ie

Ajax…………..(perder) el partido.
A
perde
B
pierde
C
pirde
D
pierdan

Slide 23 - Quiz

Klinkerwisseling o > ue

Tú………………………(dormir) mucho.
A
dormes
B
dormis
C
duermes
D
duermo

Slide 24 - Quiz

Klinkerwisseling. Welke vorm hoort in welke zin?
Paul y yo _____ bailar esta noche
Tengo hambre y  _____ pizza
Lukas, ¿ _____ comer en mi casa?
Mis amigos ____ un postre
quiero
queremos
quieren
quieres

Slide 25 - Drag question

Ik denk, wij denken (pensar)

Slide 26 - Open question

jij vliegt, jullie vliegen (volar)

Slide 27 - Open question

hij wil, zij willen (querer)

Slide 28 - Open question

ik zeg, jij zegt

Slide 29 - Open question

ik volg, jullie volgen

Slide 30 - Open question

eerste persoon onregelmatig
klinkerwisseling e-ie
klinkerwisseling o-ue
klinkerwisseling e-i
klinkerwisseling + onregelm. 1e persoon
salir
querer
poder
venir
pedir
decir
poner
hacer
traer
ver
dar
saber

Slide 31 - Drag question



Ik kan de werkwoorden met onregelmatige ik-vorm en klinkerwisseling vervoegen:
A
onvoldoende :-(
B
redelijk :-|
C
voldoende :-)
D
goed :-))

Slide 32 - Quiz

Een wederkerend werkwoord herken je aan de letters ... aan het einde

Slide 33 - Open question

Als 'se' achter een werkwoord staat zet je voor het vervoegde werkwoord:
A
me, te, le, nos, os, les
B
me, te lo/la, nos, os, los/las
C
me, te, se, nos, os, se

Slide 34 - Quiz

Los pronombres reflexivos
yo
él, ella, usted
nosotros/-as
vosotros/-as
ellos, ellas, ustedes
nos
se
te
os
se
me

Slide 35 - Drag question

Hij doucht zich wordt dan:
A
se ducha
B
se duchas
C
él ducha

Slide 36 - Quiz

Jullie staan op (levantarse) wordt dan:
A
se levantan
B
os levantáis
C
os levantéis
D
vos levantáis

Slide 37 - Quiz

Hij wast zich (lavarse), scheert zich (afeitarse) en kleedt zich aan (vestirse, e>i)

Slide 38 - Open question

Jij wast je (lavarse), zij scheren zich (afeitarse) en jullie kleden je aan (vestirse, e>i)

Slide 39 - Open question

Zij maakt zich op (maquillarse), wij stellen ons voor (presentarse) en ik vermaak me (divertirse, e>ie)

Slide 40 - Open question

Hoe kan je de volgende zin ook schrijven: "¿Nos vamos a quedar?"
A
¿Vamosnos a quedar?
B
¿Vamos a quedarnos?
C
¿Vamos a nos quedar?

Slide 41 - Quiz

Want...
Het wederkerend voornaamwoord kan vóór het vervoegde ww OF achter het hele ww

Slide 42 - Slide

Hoe kan je de volgende zin ook schrijven: "Me estoy enamorando de ti"
A
Estoy enamorándome de ti
B
Estoyme enamorando de ti
C
Estoy enamorando me de ti

Slide 43 - Quiz

Want...
Het wederkerend voornaamwoord kan vóór het vervoegde ww OF achter een gerundio-vorm

Slide 44 - Slide



Ik begrijp wat wederkerende werkwoorden zijn en kan ze correct vervoegen:
A
onvoldoende :-(
B
redelijk :-|
C
voldoende :-)
D
goed :-))

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Video