TTO3a_63

Vandaag
6.3 Oplosmiddel water
en
   pH (practicum)
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
6.3 Oplosmiddel water
en
   pH (practicum)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Leerdoelen deze les

  • Waarom water een belangrijk oplosmiddel is


  • Vier bijzondere eigenschappen van water


  • De pH

    Zelfstandig lezen par 6.3 andere oplosmiddelen blz.191

Slide 3 - Slide

Water als oplosmiddel
  • Veel vaste stoffen kunnen oplossen in water
  •  Maakt het makkelijk om in een fabriek stoffen te verplaatsen via buizen
  • Water heeft een groot oplosvermogen

Slide 4 - Slide

Deeltjesmodel:Dichtheid
  • In vaste fase (A) hebben moleculen een vaste plaats
  • In vloeibare fase (B) bewegen de moleculen wat vrijer
  • Meer ruimte tussen de moleculen

Slide 5 - Slide

Dichtheid
  • Meer ruimte tussen de moleculen
  • Dan bevat 1 liter vloeistof minder moleculen dan 1 liter vaste stof

Slide 6 - Slide

Wat is de formule van dichtheid?
A
rho = V / m
B
rho = m / v
C
rho = m / V
D
rho = v / M

Slide 7 - Quiz

1 liter vloeistof bevat ....... moleculen dan 1 liter vaste stof
A
Meer
B
Minder
C
Evenveel

Slide 8 - Quiz

1 liter vloeistof heeft dus een ........ massa dan 1 liter vaste stof
A
Even grote
B
Grotere
C
Kleinere

Slide 9 - Quiz

Water: Dichtheid
  • Watermoleculen in ijs zitten verder van elkaar dan in water.
  • Daardoor is de massa van 1 liter ijs kleiner dan die van 1 liter water.
  • De dichtheid van ijs is kleiner dan de dichtheid van water en daarom drijft ijs op water.

Slide 10 - Slide

Water: Dichtheid
  • 1 liter vloeistof heeft dus een kleinere massa dan 1 liter vaste stof
  • Van de meeste stoffen is de dichtheid in de vloeibare fase kleiner dan in de vaste fase. 
  • Bij water is het anders

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Water: Soortelijke warmte
  • Soortelijke warmte is de energie die nodig is 1 kilogram van een stof 1 graad warmer te maken.
  • Water heeft een hele grote soortelijke warmte

Slide 14 - Slide

Om de soortelijke warmte te berekenen van een stof heb je de volgende gegevens nodig
A
de massa van de te verwarmen stof
B
de hoeveelheid energie die je erin stopt
C
het temperatuursverschil
D
alle drie

Slide 15 - Quiz

Water: Hoog kookpunt
  • Normaal geldt: hoe hoger de molecuulmassa, hoe hoger het kookpunt.
  • Water (373 K) en methaan (112 K) hebben bijna dezelfde massa, maar verschillen enorm in kookpunt

Slide 16 - Slide

Water: Hoog kookpunt
  • Bij het kookpunt gaat de stof van vloeistof naar gas: de moleculen gaan nog verder uit elkaar.
  • Water is bijzonder: er is iets dat de watermoleculen heel graag bij elkaar houdt en het meer moeite kost ze los te krijgen
  • Komt in 4VWO

Slide 17 - Slide

Zuurgraad

Slide 18 - Slide

De pH/zuurgraad oplossingen

Slide 19 - Slide

-De pH kun je meten met pH-papier. Dit papier verkleurd
afhankelijk van de pH-waarde.
-In het papier zit een indicator die verkleurd. Een indicator is
een stof waarmee je andere stof kunt aantonen.
-Filmpje: zie HIER

Slide 20 - Slide

pH (concentratie-potension- macht H+)
  • De pH geeft de zuurgraad aan
  • Getal tussen de 0 en 14
  • Een zure oplossing ligt tussen de 0 en de 7. Hoe zuurder, hoe lager de pH.
  • Een basische oplossing ligt tussen de 7 en 14. Hoe basischer, hoe hoger de pH

Slide 21 - Slide

Wat is zuur ?
Een zure oplossing smaakt zuur en kan bijtend voelen op je huid. De zuurgraad (pH-waarde) geeft aan hoe zuur een oplossing is. Zuur: pH < 7

Slide 22 - Slide

Base
-Basische oplossingen zijn het tegenovergestelde van een zure oplossing. 
-Een basische oplossing is een mengsel van water en een stof die je base noemt. De pH ligt tussen de 7 en 14. Hoe basischer een oplossing, hoe hoger de pH. Een oplossing die erg basisch is, is ook agressiever. 

Slide 23 - Slide

Base
-Een basische smaak is moeilijk voor te stellen. Broccoli is een groente met een basische smaak. 
-Maar een ander voorbeeld is zeep, ammonia en gootsteen ontstopper 

Slide 24 - Slide

Zuiver Water is neutraal

Een neutrale oplossing is niet zuur en niet basisch. Een neutrale
oplossing is niet schadelijk.

Een oplossing met een te lage pH (zuur) of met een te hoge pH (base) hebben een bijtende werking en tasten je huid aan.

Slide 25 - Slide

wat geeft pH aan?
A
de zuurgraad
B
aanhechtingsvermogen
C
of het een vloeistof, vaste stof of gas is
D
de neutraalheid

Slide 26 - Quiz

Ammonia heeft een pH van 11
Regenwater heeft een pH van 5
Wat is waar?
A
Ze zijn allebei zuur
B
Ze zijn allebei basisch
C
Ammonia is zuur, regenwater is basisch
D
Ammonia is basisch, regenwater is zuur

Slide 27 - Quiz

Citroensap heeft een pH van
A
B
ongeveer 7
C
ongeveer 11
D
ongeveer 13pH

Slide 28 - Quiz

Hoe hoger de pH, hoe...
A
...zuurder de oplossing
B
...minder zuur de oplossing

Slide 29 - Quiz

Practicum-1 (thuisopdracht)
  • Universeel indicatorpapier
  • Je doet een druppel van een oplossing op het papier en het papier verandert van kleur
  • Daarmee kan je bepalen welke pH een oplossing is.

Slide 30 - Slide

Practicum-2
Thuisopdracht
Ga naar de ILS omgeving en maak de opdrachten online.
Vul je naam in.
Veel plezier

Slide 31 - Slide

Leerdoelen deze les

  • Waarom water een belangrijk oplosmiddel is


  • Vier bijzondere eigenschappen van water


  • De pH
    De link naar de les, klik HIER.
    Zelfstandig lezen par 6.3 andere oplosmiddelen blz.191

Slide 32 - Slide

Huiswerk 
Lees de tekst 6.3 goed door en maak voor dinsdag 22 juni de opdrachten in de ILS (thuisopdracht-2)
Maak voor volgende week maandag 21 juni  de opdrachten 25 t/m 34 van paragraaf 6.3

Dan geen huiswerk.

Niet af? dan afmaken en opsturen.

Slide 33 - Slide

Klascode: pgque 
Inloggen:
online klik HIER


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link