BK 1C les 3 SV p1-2 22-1

Schrijven – BK 1 – Wat een feest!
Perron 1: 
opdracht 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 26
Perron 2: 
opdracht 2, 3, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Schrijven – BK 1 – Wat een feest!
Perron 1: 
opdracht 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 26
Perron 2: 
opdracht 2, 3, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15

Slide 1 - Slide

Perron 1 Schoolfeest!
voorkennis activeren       opdracht 1
begrippennet                      opdracht 2, 3, 4, 5, 6
moeilijke woorden             opdracht 11
een e-mail schrijven         opdracht 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 20, 22, 23
een e-mail versturen        opdracht 15
samenwerken                      opdracht 2, 6, 20, 21, 25
controle                                  opdracht  19, 24, 25, 26, 27




Slide 2 - Slide

Perron 2 De voorbereidingen
voorkennis activeren                  opdracht 1
formulier invullen                         opdracht 2, 4, 10
controle                                             opdracht 5, 16
de uitnodiging                                opdracht 6, 7, 8
reclame                                              opdracht 9, 12
nieuwe/moeilijke woorden        opdracht 11
begrippennet                                   opdracht 13
samenwerken                                  opdracht 3, 15
slagzin                                                 opdracht 14

Slide 3 - Slide

1 Een begrippennet kan over verschillende onderwerpen gaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

2 Kernwoorden zijn korte woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

3 Kernwoorden zijn de belangrijkste woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

4 Een begrippennet kan heel groot zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

5 Door een begrippennet onthoud je informatie beter.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

6 Je schrijft het onderwerp helemaal bovenaan het papier.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

7 De kernwoorden verbindt je met lijnen aan het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

8 Je kunt geen lijnen extra tekenen als je meer kernwoorden hebt.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

9 Een begrippennet kun je ook op de computer maken.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

10 Je moet minstens vijf lijnen met kernwoorden noteren.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

avondklok

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Schrijven - Wat een feest - perron 2
Maken opdracht 13
Maak een woordveld voor het woord FEEST.

Slide 19 - Slide


😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll