Spelling H3 Koppelteken en weglatingsstreepje

Lesdoelen
- Je leest in het boek Zes seconden.
- Je leert het koppelteken en weglatingsstreepje correct te gebruiken

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
- Je leest in het boek Zes seconden.
- Je leert het koppelteken en weglatingsstreepje correct te gebruiken

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen Zes seconden (25 min)
- Terugblik: hoofd- en bijzinnen (5 min)
- Uitleg: koppelteken en weglatingsstreepje (10 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
- Afsluiting  (5 min)

Slide 2 - Slide

Gebruik je molboekje voor het maken van aantekeningen

Hoofdstuk 3  

Noteer:
(Literaire begrippen:) personages (wat weet je van ze?), ruimte, tijd, spanning en perspectief.

Slide 3 - Slide

Terugblik
Samengestelde zinnen

Slide 4 - Slide

Een voegwoord kan een hoofdzin met een andere hoofdzin verbinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
Ik weet niet of ik morgen naar het bos ga.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 6 - Quiz

Wat is een hoofdzin?
A
Een zin met een voegwoord.
B
Een zin waarbij er een zinsdeel tussen de pv en het ow staat.
C
Een zin waarbij de pv en het ow naast elkaar staan.
D
Een zin zonder onderwerp.

Slide 7 - Quiz

Bij een hoofdzin
A
staat de persoonsvorm (bijna) achteraan
B
staan onderwerp en persoonsvorm niet naast elkaar
C
staat de persoonsvorm vooraan
D
horen de voegwoorden: omdat, als, terwijl, zodat, doordat, nadat, nu, ...

Slide 8 - Quiz

Hoofdzin-hoofdzin of hoofdzin-bijzin?:
Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
hoofdzin-bijzin
B
hoofdzin-hoofdzin

Slide 9 - Quiz

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Hoewel ik laat naar bed ga, ben ik vroeg opgestaan
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 10 - Quiz

Hoe zijn onderstaande zinnen verbonden?

hoofdzin + hoofdzin

A
nevenschikkend
B
onderschikkend
C
Deze zinnen kunnen niet verbonden zijn.

Slide 11 - Quiz

Schrijf op of de zin bestaat uit hoofdzin- hoofdzin, hoofdzin- bijzin of bijzin- hoofdzin. Kies het goede antwoord.

Het gaat vast beter als ik een stukje hard ga lopen.
A
hoofdzin- hoofdzin
B
hoofdzin- bijzin
C
bijzin- hoofdzin

Slide 12 - Quiz

Hoe herken je een hoofdzin?
A
Je kunt een woordje tussen onderwerp en lijdend vw zetten
B
Je kunt een woordje tussen onderwerp en persoonsvorm zetten
C
Je kunt geen woordje tussen onderwerp en pv zetten.

Slide 13 - Quiz

Welke uitspraak over de bijzin is waar?

In een bijzin...
A
staan onderwerp en persoonsvorm uit elkaar, of je kunt er iets tussen zetten.
B
staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar.
C
staat de persoonsvorm vooraan.
D
staat geen persoonsvorm.

Slide 14 - Quiz

H3 Spelling Koppelteken en weglatingsstreepje
-

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Koppelteken
In woorden met de voorvoegsels:
adjunct-                 leerling-
aspirant-                niet-
bijna-                       non-
ex-                             oud-
interim-                                                         ex-roker
kandidaat-                                                   oud-voorzitter

Slide 21 - Slide

Koppelteken
Als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft anti-, oer-, on- en pro
on-Hollands
pro-Amerikaans

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Lees H4 en H5 van Zes seconden 
Maak de Planning: Koppelteken en weglatingsstreepje



Slide 24 - Slide