Hoofdstuk 2 Paragraaf 1 en 2 oefentoets

1 / 31
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Paragraaf 1 Wat moet je kennen en kunnen
Theorie: • Je kunt het verschil uitleggen tussen intensieve en extensieve landbouw.
• Je kunt beschrijven waar welke landschappen en klimaten in de VS voorkomen.
• Je kunt beschrijven waar welke soort landbouw in de VS voorkomt.
• Je kent de ligging van de belangrijkste steden, wateren en gebergten van de VS (W1).
• Je kunt uitleggen hoe het reliëf, het klimaat en de beschikbaarheid van water bepalen waar welke landbouw mogelijk is in de VS.

Begrippen: akkerbouw, bosbouw, extensieve veeteelt, hooggebergteklimaat, hoogvlakte, intensieve landbouw, intensieve veeteelt, irrigatie, klimaat, kustvlakte, laagland, laagvlakte, landbouw, landklimaat, lijzijde, loefzijde, middelgebergte, Middellandse Zeeklimaat, regenschaduw, reliëf, steppeklimaat, tuinbouw, veeteelt, zeeklimaat

Slide 3 - Slide

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen
Theorie:  • Je kunt uitleggen waarom de VS voedselproducten importeren.
• Je kunt de bijdrage beschrijven van de voedselproductie (primaire sector, secundaire sector en tertiaire sector) aan het bnp en aan het totale aantal banen in de VS.
• Je kunt voorbeelden geven van intensieve landbouw in de VS.
• Je kunt uitleggen waarom de verbouw van tarwe in de VS kapitaalintensief is.
• uitleggen waarom de tuinbouw in  Central Valley zowel kapitaalintensief als arbeidsintensief is.
• Je kunt uitleggen hoe de intensieve rundvleesproductie in de VS werkt.
• voorbeelden geven van beroepen in de primaire, secundaire en tertiaire sector die te maken hebben met voedsel.
• Je kunt voorbeelden geven van voedselproducten die belangrijk zijn voor de export van de VS.

Begrippen: arbeidsintensief, bruto nationaal product (bnp), export, illegaal, import, kapitaalintensief, primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector, voedselverwerkende industrie


Slide 4 - Slide

Vergeet de topografie niet

Slide 5 - Slide

Wat valt onder de tertiaire sector?
A
Alle economische activiteiten.
B
Grondstoffenwinning en landbouw.
C
Dienstverlenende activiteiten zoals onderwijs, gezondheidszorg en transport.
D
Productie van goederen.

Slide 6 - Quiz

Welke sector richt zich op het produceren van goederen?
A
De tertiaire sector.
B
De primaire sector.
C
Zowel de primaire als de tertiaire sector.
D
De secundaire sector.

Slide 7 - Quiz

Wat is het verschil tussen de primaire, secundaire en tertiaire sector?
A
De primaire sector houdt zich bezig met grondstoffenwinning, de secundaire sector met productie en de tertiaire sector met dienstverlening.
B
De primaire sector houdt zich bezig met productie, de secundaire sector met grondstoffenwinning en de tertiaire sector met dienstverlening.
C
De primaire sector houdt zich bezig met dienstverlening, de secundaire sector met grondstoffenwinning en de tertiaire sector met productie.
D
De primaire sector houdt zich bezig met productie, de secundaire sector met dienstverlening en de tertiaire sector met grondstoffenwinning.

Slide 8 - Quiz

Noteer twee dingen waardoor deze foto past bij intensieve landbouw.

Slide 9 - Open question

Jeffrey zegt: ‘In Central Valley is de landbouw intensiever dan in het Great Basin’.
Hind zegt: ‘In de Great Plains is met irrigatie intensieve akkerbouw mogelijk.’

Wat is juist?
A
Jeffrey en Hind hebben allebei gelijk
B
Jeffrey heeft gelijk, Hind heeft ongelijk
C
Jeffrey heeft ongelijk, Hind heeft gelijk
D
Jeffrey en Hind hebben allebei ongelijk

Slide 10 - Quiz

De Verenigde Staten importeren Thee en Zuivel. Leg voor BEIDEN uit waarom ze dat importeren

Slide 11 - Open question

Welke vorm van landbouw vind je in de berggebieden van de Verenigde Staten?
→ Leg uit waarom deze vorm van landbouw daar voorkomt.

Slide 12 - Open question

Combineer de afbeeldingen met de juiste sector
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector

Slide 13 - Drag question

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains

Slide 14 - Drag question

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains

Slide 15 - Drag question

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Central Valley
Great Plains

Slide 16 - Drag question

Wat is er te zien
op de afbeelding?
A
De verschillende typen landbouw in de VS
B
De Verschillende klimaten in de VS
C
De verschillende landschappen in de VS

Slide 17 - Quiz

Wat is kenmerkend voor de oostkust van de Verenigde Staten?
A
Grote steden met een hoge bevolkingsdichtheid
B
Kleine dorpjes met grote landbouw bedrijven
C
Tropische stranden
D
hooggebergte met eeuwige sneeuw toppen

Slide 18 - Quiz

Waar in de Verenigde Staten bevinden zich bergen?
A
Oost
B
West
C
Oost & West
D
Noord

Slide 19 - Quiz

Wat voor klimaat heeft het zuidoosten van de Verenigde Staten?
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Middellandse Zeeklimaat
D
Hooggebergteklimaat

Slide 20 - Quiz

De Amerikaanse landbouw produceert zoveel landbouwproducten, dat de Verenigde Staten alleen landbouwproducten exporteren en niet importeren.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

B
Appalachen
Great Plains
Rocky Mountains
Kustvlakte

Slide 22 - Drag question

New York
Los Angeles
Boston
Las Vegas
Grote Oceaan
Mississippi

Slide 23 - Drag question

Hoort deze klimaatgrafiek bij het land- of zeeklimaat?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat

Slide 24 - Quiz

Central Valley:
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 25 - Quiz

Hoort deze klimaatgrafiek bij een land- of zeeklimaat?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat

Slide 26 - Quiz

Great Plains:
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 27 - Quiz

Centrale Laagvlakte:
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 28 - Quiz

Kustvlakte :
A
Akkerbouw en tuinbouw
B
akkerbouw en extensieve veeteelt
C
akkerbouw en intensieve veeteelt
D
tuinbouw

Slide 29 - Quiz

Dit cijfer denk ik voor de toets te gaan halen:
Vul het op deze manier in 6.5 = 65
0100

Slide 30 - Poll

Waar kun je nog uitleg over gebruiken?

Slide 31 - Open question