Leerstijlen test

timer
2:00
Praat met je buurman/ buurvrouw over welk huisdier 
jullie het leukst vinden en waarom.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

timer
2:00
Praat met je buurman/ buurvrouw over welk huisdier 
jullie het leukst vinden en waarom.

Slide 1 - Slide

Leerstijlentest
Hoe leer jij het beste?

Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig?
  • Een pen + een  blaadje

  • Vouw het blaadje dubbel in de lengte en in de breedte
  • Scheur het voorzichtig zodat je vier stukken hebt 
  • Schrijf op de blaadjes A,B,C,D
Beste mentor: 
kijk eerst zelf bij de antwoorden op dia 46 en maak er een foto van, nodig voor oef A!

Slide 3 - Slide

Als ik moet leren voor een toets dan ...
A
Lees ik de tekst
B
Maak ik een samenvatting
C
Gebruik ik "Flashcards"
D
Laat ik mij overhoren

Slide 4 - Quiz

Hoe leer jij het best?

Slide 5 - Slide

A: HOREN

Je mentor noemt tien woorden, elk woord één keer.

Luister goed en probeer ze te onthouden.


Slide 6 - Slide

timer
2:00
Praat met je buurman/ buurvrouw over je favoriete muziek

Slide 7 - Slide




Schrijf zoveel mogelijk woorden op 
die je onthouden hebt

Slide 8 - Slide

B: ZIEN

Je mentor laat tien woorden zien. 

Je krijgt elk woord even te zien. Kijk goed.



Slide 9 - Slide

B: zien

Slide 10 - Slide

B: zien

Slide 11 - Slide




Schrijf zoveel mogelijk woorden op 
die je onthouden hebt

Slide 12 - Slide

C: DOEN

Tien briefjes heb je bij deze oefening nodig. 

Op het bord komt steeds een woord te staan, dat daarna direct weer wordt uitgeveegd. Jij schrijft dat woord meteen op een briefje en legt daarna het briefje omgekeerd naast je neer.




Slide 13 - Slide

C: doen

kussensloop

Slide 14 - Slide

TAFELRONDJE

Slide 15 - Slide




Schrijf zoveel mogelijk woorden op 
die je onthouden hebt

Slide 16 - Slide

D: HOREN, ZIEN & DOEN

Je krijgt steeds een woord te zien. Bovendien wordt het woord één keer duidelijk uitgesproken. Dan gaat het woord weg en jij schrijft het daarna meteen op en draai je het woord om.

Je moet dus eerst goed kijken en luisteren en daarna pas het woord op schrijven.








Slide 17 - Slide

D: horen, zien & doen

bierfles

Slide 18 - Slide

D: horen, zien & doen

bidon

Slide 19 - Slide

D: horen, zien & doen
koekje

Slide 20 - Slide

D: horen, zien & doen

kaars

Slide 21 - Slide

D: horen, zien & doen

walvis

Slide 22 - Slide

D: horen, zien & doen

klokhuis

Slide 23 - Slide

D: horen, zien & doen

plant

Slide 24 - Slide

D: horen, zien & doen

schoorsteen

Slide 25 - Slide

D: horen, zien & doen
Sinterklaas

Slide 26 - Slide

D: horen, zien & doen

winkelen

Slide 27 - Slide

timer
2:00
Praat met je buurman/ buurvrouw over je vakantie plannen

Slide 28 - Slide




Schrijf zoveel mogelijk woorden op 
die je onthouden hebt

Slide 29 - Slide

Antwoorden
HOREN
  1. bakstenen
  2. verhuiswagen
  3. orthodontist
  4. witte haai
  5. oorlog
  6. supermarkt
  7. journaal
  8. tractor
  9. Japan
  10. pannenkoek
ZIEN
  1. boterhammen
  2. mountainbike
  3. erwtensoep
  4. Frankrijk
  5. autowiel
  6. zeebaars
  7. sperziebonen
  8. speer
  9. schorpioen
  10. lasagne
DOEN
  1. woordenboek
  2. stofzuiger
  3. fietspomp
  4. steenkool
  5. horizontaal
  6. tuinman
  7. Amerika
  8. geweer
  9. raamkozijn
  10. kussensloop
HOREN,ZIEN,DOEN
  1. bierfles
  2. bidon
  3. koekje
  4. kaars
  5. walvis
  6. klokhuis
  7. plant
  8. schoorsteen
  9. Sinterklaas
  10. winkelen

Slide 30 - Slide

Hoeveel had jij goed bij
B: ZIEN?
A
1-3
B
4-6
C
7-8
D
9-10

Slide 31 - Quiz

Welke methode ga je deze week proberen toe te passen?
A
Horen
B
Zien
C
Doen
D
Allen

Slide 32 - Quiz

Hoeveel had jij goed bij
A: HOREN?
A
1-3
B
4-6
C
7-8
D
9-10

Slide 33 - Quiz

Hoeveel had jij goed bij
C: DOEN?
A
1-3
B
4-6
C
7-8
D
9-10

Slide 34 - Quiz

Hoeveel had jij goed bij
D: HOREN, ZIEN & DOEN?
A
1-3
B
4-6
C
7-8
D
9-10

Slide 35 - Quiz

Hoe leer je het beste?

Slide 36 - Slide