6V Beco Inv. 3

2.1.1
A
100 + 190 + 240 + 250
B
100 + 680 + 600
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.1.1
A
100 + 190 + 240 + 250
B
100 + 680 + 600

Slide 1 - Quiz

2.1.2
Rente 2020?
A
0,08 x 300.000
B
0,08 x 200.000

Slide 2 - Quiz

2.1.3,4
De balanswaarde van de lening is ...(1), omdat de lening ... (2) is dan een nieuwe lening op de kapitaalmarkt
A
1 lager 2 ongunstiger
B
1 lager 2 gunstiger
C
1 hoger 2 ongunstiger
D
1 hoger 2 gunstiger

Slide 3 - Quiz

Rentabiliteitswaarde
Rentabiliteiswaarde =

Genormaliseerde winst
----------------------------
Rekengetal rendementseis

Bijv. opgave 2.2.1:        450.000 / 0,15 = € 3.000.000,-

Slide 4 - Slide

Rentabiliteitswaarde
Nadelen:
- kijkt naar het verleden via de genormaliseerde winst
( is geen garantie voor de toekomst )
- houdt geen rekening met financieringsverhouding tussen EV en VV
( EV heeft een andere rendementseis dan VV )

Slide 5 - Slide

Discounted Cashflowmethode
- Kijkt niet naar het verleden, maar naar toekomstige vrije kasstromen
Vrije kasstroom = Bedrijfsresultaat - Belasting + Afschrijvingen - Investeringen

- Gebruikt een gewogen gemiddelde van de kostenvoet ( rendementseis ) van het EV en het VV

Slide 6 - Slide

De kostenvoet van het VV is meestal ...(1), omdat VV ...(2) risicovol is. Verschaffers van VV ontvangen een ...(3) rentevergoeding en krijgen bij een mogelijk faillissement ...(4) hun geld terug
A
1 lager, 2 minder 3 vaste, 4 eerder
B
1 lager, 2 minder 3 flexibele, 4 later
C
1 hoger, 2 meer 3 vaste, 4 eerder
D
1 hoger, 2 meer 3 flexibele, 4 later

Slide 7 - Quiz

Discounted Cashflowmethode

wacc = Kev x EV/TV + Kvv x (1-b) x VV/TV

Maken opgave 2.5.1

Slide 8 - Slide

Discounted Cashflowmethode

wacc = Kev x EV/TV + Kvv x (1-b) x VV/TV

Maken opgave 2.5.1

wacc = 15% x ( 2.800.000 / 3.450.000 ) +                                                
4% x ( 1 - 0,20 ) x ( 650.000 / 3.450.000 ) = 12,8%

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Stel dat een onderneming voor 3/4 is gefinancierd met EV en voor 1/4 met VV. En dat de rendementseis voor het EV 10% is en voor het VV 5%

wacc = 10% x 3/4 + 5% x ( 1-0,20 ) x 1/4 = 8,5%


Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Stel dat dezelfde onderneming voor 1/4 is gefinancierd met EV en voor 3/4 met VV. De wacc is weer 8,5% en het rendement op VV is nog steeds 5%. Wat zou het rendement op EV dan zijn?

wacc = Kev x EV/TV + Kvv x (1-b) x VV/TV

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Stel dat dezelfde onderneming voor 1/4 is gefinancierd met EV en voor 3/4 met VV. De wacc is weer 8,5% en het rendement op VV is nog steeds 5%. Wat zou het rendement op EV dan zijn?
? x 1/4 + 5% x ( 1-0,20 ) x 3/4 = 8,5%
? x 1/4 + 3% = 8,5%
? x 1/4 = 5,5%
? = 22%

Slide 12 - Slide

Hefboomeffect
Een bedrijf dat is gefinancierd met relatief veel goedkoop Vreemd Vermogen heeft een groot hefboomeffect.

Rentabiliteit Eigen Vermogen is dan hoger dan normaal en een (aandeel van een) bedrijf zal hierdoor meer waard zijn.

Slide 13 - Slide

Hw.
Opgave 2.4

Slide 14 - Slide