Formuleren H4

Formuleren H4
Verwijswoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formuleren H4
Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Terugblik 
Het-woorden --> dit, dat
De-woorden --> deze, die

Slide 2 - Slide

mannelijk, vrouwelijk, onzijdig
Het-woorden --> onzijdig

De-woorden --> mannelijk of vrouwelijk
opzoeken in het woordenboek 

Slide 3 - Slide

Het-woorden zijn
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 4 - Quiz

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Bij mannelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Het-woorden zijn
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 7 - Quiz

Waar is mijn fiets? ... staat buiten.
A
die
B
deze
C
dit
D
dat

Slide 8 - Quiz

Aardrijkskunde is het vak ... ik het moeilijkst vind.
A
die
B
wat
C
dit
D
dat

Slide 9 - Quiz

Het meisje ... daar loopt ken ik ergens van.
A
die
B
wat
C
dit
D
dat

Slide 10 - Quiz

verwijswoorden
mannelijk (de)             hij, hem zijn            deze, die
vrouwelijk (de)            zij, ze haar               deze, die 
onzijdig (het)              het, zijn                    dit, dat
meervoud                    zij, ze, hen, hun    deze, die

Slide 11 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 12 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 13 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vind    ________ erg leuk vindt.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 14 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 15 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 16 - Drag question

Mannelijk 
vrouwelijk
onzijdig
de man
de gevangenis
Davide
wetenschap
Maurice
de stier
het huis

Slide 17 - Drag question