Woordgeslacht: der, die & das

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Lidwoorden: is een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

uitleg

Wat weet je al?

We gaan kijken hoeveel je zonder uitleg al weet. Maak de de quiz: welke woorden zijn der, die of das?

uitleg

Bestellung

1/8

1. der
2. die
3. das

Freundin

2/8

1. der
2. die
3. das

Meerschweinchen

3/8

1. der
2. die
3. das

Gesundheit

4/8

1. der
2. die
3. das

Pilot

5/8

1. der
2. die
3. das

Aufgabe

6/8

1. der
2. die
3. das

Fenster

7/8

1. der
2. die
3. das

Frühling

8/8

1. der
2. die
3. das

Aantekening: 

neem over 

in je schrift

Mannelijke woorden:

• alle mannelijke mensen en dieren: der Lehrer
  

• alle dagen van de week: der Montag
• alle seizoenen: der Sommer
• alle maanden: der Oktober
  

der Kater

uitleg

Vrouwelijke woorden:

• alle vrouwelijke mensen en dieren: die Oma
  

• de meeste woorden op -e: die Adresse
• alle woorden op -ung: die Zeitung
• alle woorden op -schaft: die Freundschaft
• alle woorden op -heit: die Freiheit
• alle woorden op -keit: die Fröhlichkeit 
  

die Katze

uitleg

Aantekening: 

neem over 

in je schrift

Onzijdige woorden:

• alle verkleinwoordjes, op -chen: das Kaninchen
  

• de meeste het-woorden: das Dorf 
  

das Buch

uitleg

Aantekening: 

neem over 

in je schrift

Ken je alle ezelsbruggetjes? Neem ze nog één keer goed door en maak de volgende 8 quizvragen. Succes!

uitleg

-chen

1/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

seizoen

2/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

-schaft

3/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

vrouwelijk persoon

4/8

1. der
2. die
3. das

-e

5/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

dagen/maanden

6/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

-ung

7/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

het

8/8

1. der (m)
2. die (v)
3. das (o)

En nu kijken we of het je lukt de regels op woorden toe te passen. Weet jij welk ezelsbruggetje op het woord van toepassing is? Zet 'm op! Je krijgt weer 8 vragen.

uitleg

Niederländer

1/8

vertaling

1. biologisch man/vrouw
2. verkleinwoord
3. dag/maand/seizoen
4. vrouwelijke uitgang

Panne

2/8

vertaling

1. verkleinwoord
2. dag/maand/seizoen
3. het-woord
4. vrouwelijke uitgang

Wasser

3/8

vertaling

1. vrouwelijke uitgang
2. het-woord
3. biologisch man/vrouw
4. dag/maand/seizoen

Männlichkeit

4/8

vertaling

1. het-woord
2. biologisch man/vrouw
3. vrouwelijke uitgang
4. verkleinwoord

Wochenende

5/8

vertaling

1. dag/maand/seizoen
2. vrouwelijke uitgang
3. het-woord
4. verkleinwoord

Polizistin

6/8

vertaling

1. verkleinwoord
2. biologisch man/vrouw
3. het-woord
4. dag/maand/seizoen

Mannschaft

7/8

vertaling

1. biologisch man/vrouw
2. verkleinwoord
3. vrouwelijke uitgang
4. het-woord

Mädchen

8/8

vertaling

1. het-woord
2. vrouwelijke uitgang
3. biologisch man/vrouw
4. verkleinwoord

Alles onder de knie?

Beantwoord de volgende 9 vragen in stilte. 

Kies snel je antwoord, je hebt 3 seconden per vraag!

Heb je alles goed?

uitleg

Tot slot maken we de allereerste test nóg een keer. Heb je nu wel (bijna) alles goed? Zet 'm op!

Bestellung

1/8

1. der
2. die
3. das

Freundin

2/8

1. der
2. die
3. das

Meerschweinchen

3/8

1. der
2. die
3. das

Gesundheit

4/8

1. der
2. die
3. das

Pilot

5/8

1. der
2. die
3. das

Aufgabe

6/8

1. der
2. die
3. das

Fenster

7/8

1. der
2. die
3. das

Frühling

8/8

1. der
2. die
3. das

Meervoud

der Freund

die Lehrerin

das Buch

die Freunde

die Lehrerinnen

die Bücher

lidwoord = altijd die

een

der Freund

die Lehrerin

das Buch

ein Freund

eine Lehrerin

ein Buch

ein of eine?

der Mann, ... Männer

1/6

1. der
2. die
3. das

die Schule -> ... Schule

2/6

1. ein
2. eine

das Fenster -> ... Fenster

3/6

1. ein
2. eine

die Frau, ... Frauen

4/6

1. der
2. die
3. das

das Dorf, ... Dörfer

5/6

1. der
2. die
3. das

das Mädchen -> ... Mädchen

6/6

1. ein
2. eine

Samenvatting

mannelijk: der

• mensen, dieren
• dagen
• seizoenen
• maanden

een = ein

meervoud = die

vrouwelijk: die

• mensen, dieren
• meeste op -e
• alle op -heit, -keit, -schaft, -ung

een = eine

meervoud = die

onzijdig: das

• alles op -chen (=verkleinwoordje)
• meeste het-woorden

een = ein

meervoud = die

slotwoord