Naamwoordelijk gezegde

Pak je boek
10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Pak je boek
10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Huiswerk...?!

Slide 2 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft één gezegde. Dit is óf een werkwoordelijk, óf een naamwoordelijk gezegde. 

Heeft een zin een naamwoordelijk gezegde, dan heeft deze zin géén werkwoordelijk gezegde en ook geen lijdend voorwerp.

Heeft de zin géén ng? Dan heeft de zin een wg!

Slide 4 - Slide

Wat is het ng?
Het ng bestaat uit:
  • Koppelwerkwoord + eventuele andere werkwoorden + dat wat over het onderwerp gezegd wordt.

Koppelwerkwoorden
  • Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 5 - Slide

2 delen
Het ng bestaat dus uit:
  • Koppelwerkwoord en eventuele andere ww's  
       (= werkwoordelijk deel)
  • Dat wat over het onderwerp gezegd wordt (bnw/znw)
       (= naamwoordelijk deel)

Slide 6 - Slide

Stappenplan
1. Is het belangrijkste ww in de zin mogelijk een koppelwerkwoord?
  • Ja: stap 2
  • Nee: wg

2. Zoek het onderwerp.

Slide 7 - Slide

Stappenplan
3. Staat er in de overige zinsdelen een bn of zn dat iets zegt over het ow?
  • Ja: ng
  • Nee: wg

Slide 8 - Slide

'Mei is een vrolijke maand'
1. Staat er een woord in dat mogelijk een koppelwerkwoord is?

2. Wat is het onderwerp?

3. Staat er in de overige zinsdelen een bn of znw dat iets zegt over het ow?

Slide 9 - Slide

'Simon wil later brandweerman worden'
1. Staat er een woord in dat mogelijk een koppelwerkwoord is?

2. Wat is het onderwerp?

3. Staat er in de overige zinsdelen een bn of znw dat iets zegt over het ow?

Slide 10 - Slide

Voor veel leerlingen blijft grammatica een lastig onderdeel
Zoek zelf volgens het stappenplan uit of deze zin een ng heeft.
timer
1:30

Slide 11 - Slide

Een zin heeft zowel een ng als een wg.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Als een zin een ng heeft, heeft deze géén lijdend voorwerp
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

De woorden zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen noemen we...
A
Hulpwerkwoorden
B
Zelfstandige werkwoorden
C
Koppelwerkwoorden
D
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een
A
Onderwerp
B
Naamwoordelijk deel
C
Deelonderwerp
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quiz

Even ontspannen...

Slide 16 - Slide

Opdracht
Maak opdr. 5 over het NG. Je doet dit individueel en in stilte.

Klaar? Kijk je werk na met een 
antwoordenblad. Stel vragen als
je iets niet begrijpt. 

Ook klaar met nakijken? Ga nog even lezen.


timer
10:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide