Lezen H6 - Tekst en publiek

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas V2J

Vandaag...
- weer naar school: hoe?
- theorie Lezen H6


Huiswerk vrijdag 5 maart
- Maken: online alle opdrachten van Lezen hoofdstuk 6

Huiswerk dinsdag 9 maart
- Toets Lezen hoofdstuk 4, 5, 6


Leerdoelen
- Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas V2J

Vandaag...
- weer naar school: hoe?
- theorie Lezen H6


Huiswerk vrijdag 5 maart
- Maken: online alle opdrachten van Lezen hoofdstuk 6

Huiswerk dinsdag 9 maart
- Toets Lezen hoofdstuk 4, 5, 6


Leerdoelen
- Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 1 - Slide

Leerdoel

- Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 2 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Bekijk de titel, tussenkopjes en afbeeldingen. Lees de eerste en laatste alinea van de tekst.
B
Lees de eerste en laatste zinnen van alle alinea's
C
Lees de tekst helemaal
D
Lees het stukje dat je nodig hebt tussenkopjes, opsommingstekens of anders gedrukte woorden

Slide 3 - Quiz

Als je wilt weten wat het onderwerp van een tekst is, ga je ........
A
globaal lezen
B
oriënterend lezen
C
zoekend lezen
D
precies lezen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Tina' geschreven?
A
Vrouwen
B
Mannen
C
Jonge meiden
D
Jongens

Slide 6 - Quiz

Waaraan kun je zien dat het voor jonge meiden is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Voetbal International' geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen die interesse hebben in voetbal
D
Iedereen die voetbal interessant vindt.

Slide 9 - Quiz

Waaraan kun je zien dat het voor iedereen die voetbal interessant vindt, is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alle drie

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Voor wie zijn de artikelen in het tijdschrift 'Plus' geschreven?
A
Mannen en vrouwen
B
Jongens en meisjes
C
Mannen en vrouwen boven de 50 jaar
D
Mannen en vrouwen onder de 50 jaar

Slide 12 - Quiz

Waaraan kun je zien dat het voor mannen en vrouwen boven de 50 jaar is geschreven?
A
De lay-out; kleuren, foto's
B
Het onderwerp
C
Taalgebruik
D
Alledrie

Slide 13 - Quiz

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2C

Vandaag...
- herhaling theorie Lezen H6
- opdrachten Lezen H6


Huiswerk vrijdag 5 maart
- Maken: online alle opdrachten van Lezen hoofdstuk 6

Huiswerk dinsdag 9 maart
- Toets Lezen hoofdstuk 4, 5, 6


Leerdoelen
- Ik kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 14 - Slide

Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij/zij zijn doel niet. 

Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:

Slide 15 - Slide

het onderwerp
Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.

Slide 16 - Slide

de bron
Een tekst in Fashionasta is vooral voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei) en ga zo maar door. Dagbladen (kranten) zijn meestal gericht op een algemeen publiek.

Slide 17 - Slide

het taalgebruik
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.

In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.

Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals 'epic' en 'lit'; ook wordt je als lezer dan meestal met 'jij ' en 'jou' aangesproken.

Slide 18 - Slide

de lay-out
Advertenties, teksten voor jongeren en popukaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren.

Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.   

Slide 19 - Slide

De vraag staat op de volgende slide.

Slide 20 - Slide


Waaruit komt tekst 1?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
7Days, voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 21 - Quiz

De vraag staat op de volgende slide.

Slide 22 - Slide


Waaruit komt tekst 2?
A
Cosmopolitan, voor liefhebbers van mode
B
7Days, voor jongeren van 12 tot 18 jaar
C
Reiz&, voor echte reisliefhebbers
D
Noordhollands Dagblad, voor lezers van alle leeftijden

Slide 23 - Quiz

Ik weet en begrijp waar ik op moet letten om te bepalen voor wie de tekst bedoeld is
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Signaalwoord tegenstelling
Signaalwoord argument/reden
Signaalwoord oorzaak/gevolg
maar
Namelijk
met as gevolg
echter
Immers
Want
Omdat
doordat
daaren-
tegen

Slide 25 - Drag question

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van chronologie
Signaalwoorden van voorbeeld/
toelichting
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
toen
als eerste
ten slotte
evenwel

Slide 26 - Drag question

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van plaats
waarin
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 27 - Drag question

 Vraag 12 van 13
Wel signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 28 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
echter
maar
ook
zoals
daarnaast
zo

Slide 29 - Drag question

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een signaalwoord is altijd één woord.

Slide 30 - Drag question

timer
1:30
Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 31 - Drag question

Signaalwoord 
       tijd
Signaalwoord  
conclusie
Signaalwoord
doel-middel
Intussen
Daarmee
Dus
Daarna
Tijdens 
Daartoe
Met de bedoeling 
Vandaar

Slide 32 - Drag question

Signaalwoord voor mening

Signaalwoord voor argument
Mijn opvatting is
want
immers
volgens hem...
men vindt
Omdat

Slide 33 - Drag question

Signaalwoord voor een standpunt
Signaalwoord voor een argument
Signaalwoord voor ander tekstverband
Toch
Dus
Volgens mij
Want
Immers
Zo
De auteur vindt...
Namelijk

Slide 34 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
conclusie/
samenvatting
voorwaarde
al met al
omdat
als
indien
kortom
daardoor

Slide 35 - Drag question

Signaalwoorden van vergelijking
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van reden
net zo als
maar
daarom
want
in vergelijking met
toch

Slide 36 - Drag question

Tekstverband = volgorde tijd
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

tijdens

 daarna

    maar

Slide 37 - Drag question

Opsommend tekstverband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend tekstverband
Concluderend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzaak/gevolg

Slide 38 - Drag question

Tekstverband - opsomming
Tekstverband - tegenstelling
Tekstverband - volgorde
niet alleen ... maar ook
Tenslotte
daar staat tegenover
Maar
Ook
bovendien
daarentegen
Integendeel
Daarna

Slide 39 - Drag question

opsommend tekstverband
concluderend tekstverband
tegenstellend tekstverband
redengevend tekstverband
uitleggend/voorbeeldgevend tekstverband
oorzaak-gevolg tekstverband
dus
en
toch
zodat
zoals
maar
daarom
dat wil zeggen
want

Slide 40 - Drag question

Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = conclusie
Tekstverband = voorwaarde
 
Kortom

Zoals

Dus

Mits

Tenzij

Als..

Slide 41 - Drag question

Signaalwoord voor een concluderend verband?
A
maar
B
dus
C
als
D
omdat

Slide 42 - Quiz

Welk van deze signaalwoorden geeft GEEN concluderend tekstverband aan?
A
kortom
B
dus
C
want
D
dan ook

Slide 43 - Quiz

'Dus' is een concluderend signaalwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 44 - Quiz

Wat is geen concluderend signaalwoord?
A
met andere woorden
B
dus
C
dan ook
D
de slotsom is

Slide 45 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een concluderend verband?
A
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
B
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
C
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 46 - Quiz

Welke tekstvebanden zie je hier op de afbeeldingen? Sleep het juiste verband naar het juiste  plaatje!
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Chronologisch verband
Toelichtend verband
Redegevend verband

Slide 47 - Drag question

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
vroeger
maar
bovendien
ook
daarna
verder

Slide 48 - Drag question

Tegenstellend 
verband
Chronologisch 
verband
Toelichtend
verband
Opsommend  
verband
Toch
Verder
Bijvoorbeeld
Nu
Denk aan
Ten tweede
Hoewel
Daarnaast

Slide 49 - Drag question

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
maar, daarentegen, ondanks
vroeger, later, binnenkort
ten eerste, ten tweede, verder
bijvoorbeeld, zoals, zo

Slide 50 - Drag question



bovendien


dadelijk
opsommend verband
tegenstellend verband
toelichtend verband
chronologisch verband


denk aan


hoewel

Slide 51 - Drag question

Tegenstellend 
verband
Chronologisch 
verband
Toelichtend
verband
Opsommend  
verband
dan
laatst
en
eerst
maar
toen
dit jaar

Slide 52 - Drag question