• Betekenis: iets in stukken snijden met een scherp voorwerp
• Vervoeging: ik snijd, jij snijdt, hij snijdt, wij snijden
• Voltooide tijd A2: Ik heb gesneden
• Zin A1: Ik snijd de appel in stukjes.
• Zin A2: Hij heeft de groenten voor de soep gesneden.