taalquiz isk5

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

De ........ heeft de ramen weer schoongemaakt.

1. glazenwasser
2. glazewasser
3. glaaswasser
4. glazen wasser

Mark wil later bijzonder ........ gaan doen.

1. werk
2. werrek
3. werruk

Deze scanner ........ de echtheid van het papiergeld.

1. controleerdt
2. controleert
3. controleerd

Ik heb een rode jas ........ .

1. gekoopt
2. gekoopd
3. gekocht
4. gekochd

Ik ben dol op zoete ........ .

1. dingen
2. dinggen

De overval is gepleegd met een ........ .

1. luchddrukpistool
2. lugdrukpistool
3. luchdrukpistool
4. luchtdrukpistool

De politie kwam op het tumult af en ........ drie verdachten.

1. arresteerdden
2. arresteerde
3. arresteerden
4. arresteerdde

De ........ sprong grappig in het rond.

1. klown
2. clouwn
3. clown
4. cloun

De oude man ........ achterover in zijn stoel.

1. leundt
2. leund
3. leunt

Op het ........ gebeuren soms lelijke ongelukken.

1. voetbalveld
2. voebalveld
3. voetbalveldt
4. voetbalvelt

De kinderen hebben allemaal ........ veel zin in het kamp.

1. hardstikke
2. hardstikken
3. hartstikke
4. hartstikken

Dat geluid ........ ons.

1. hinderdt
2. hinderd
3. hindert

De leugenaar ........ dat hij niets gedaan had.

1. beweerdde
2. beweerde

Spelling en grammatica zijn verschillende ........ .

1. begriipen
2. begripen
3. begrippen
4. begriippen

Ik wil graag een glas ........ water.

1. ijskoud
2. ijskoude
3. ijs koude
4. ijs koud

Wij zijn verhuisd van een ........ naar een driekamerflat.

1. eensgezinswoning
2. eengezinswoning
3. éénsgezinswoning
4. ééngezinswoning

Deze auto heeft een ........ .

1. katalisator
2. catalysator
3. katalysator
4. catalisator

De vlucht naar Parijs is ........ .

1. gecanceld
2. gecanceled
3. gecancelled

De kleuters maakten leuke bloemen van ........ .

1. crèpe papier
2. crépepapier
3. creppapier
4. crêpepapier

In april en mei worden ........ geoogst.

1. asperges
2. asperge's

Bijna iedereen heeft ........ in huis.

1. paracitamol
2. paracetomol
3. paracetamol
4. parecetamol

........ je de sleutel kwijt zijn, dan kun je altijd bij mij aanbellen.

1. Moogt
2. Mogt
3. Mag
4. Mocht

In de vorige eeuw ........ de Apollo-astronauten altijd in de zee.

1. lande
2. landde
3. landden
4. landen

Op deze school wordt Frans, Duits en Spaans ........ .

1. gedoceerd
2. gedoceert
3. gedoseerd
4. gedoseert

Je kunt hier geen kant op: ........ naar links, ........ naar rechts

1. nog - nog
2. noch - nog
3. nog - noch
4. noch - noch

De dronken man werd ........ tegen de barman.

1. aggresief
2. agressief
3. aggressief

Een lange brug ........ Denemarken met Zweden.

1. verbindt
2. verbind

De doos is aan de ........ goed dichtgeplakt.

1. onder en -bovenkant
2. onder-en-bovenkant
3. onder- en bovenkant
4. onder en bovenkant

Ik ........ liever een fiets dan een paard.

1. bereidt
2. berijdt
3. berijd
4. bereid

Er is een nieuw ........ ontwikkeld om corona te bestrijden.

1. faxin
2. vaccin
3. vacin
4. faccin

De scheidsrechter gaf ons gelijk, ........ we niet vaak meemaken.

1. wie
2. die
3. dat
4. wat