Hulp bieden bij verplaatsen (transfer)

Hulp bieden bij verplaatsen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
ZorgopleidingPraktijkonderwijs

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Hulp bieden bij verplaatsen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Belangrijke begrippen tijdens deze les
  1. Zorgverlener
  2. Zorgvrager
  3. Werkhouding
  4. Ergonomie
  5. Rollator
  6. Rolstoel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel
Na deze les heb jij kennis van:
-  het gebruik van een rollator
- het gebruik van een rolstoel

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Zorgverlener en zorgvrager

Zorgverlener = degene die zorg biedt (artsen, apotheken, verpleegkundige, woonhulp, helpende, etc).

Zorgvrager = degene die zorg vraagt (patiënt, klant en cliënt).

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen zorgverlener?
A
Klant
B
Verpleegkundige
C
Helpende
D
Arts

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Werkhouding
Een goede werkhouding is belangrijk in alle beroepen. Bij een goede werkhouding voorkom je lichamelijke klachten. 

Een werkgever is verplicht om te voldoen aan een veilige en een gezonde leefomgeving. 


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ergonomie
Ergonomie werken betekent dat je tijdens je werk geen lichamelijke of geestelijke klachten oploopt. 

  • Lichaamshouding 
  • Hulpmiddelen: rolstoel, rollator, tillift, glijzeil en draaischijf
  • Materialen in hoogte verstelbaar ---> bureaustoel 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet dit
hulpmiddel?
A
Rolstoel
B
Slee
C
Looprek
D
Rollator

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Rollator
Een rollator is een handig hulpmiddel voor bij het lopen. Een rollator helpt om zelfstandigheid te behouden. Vaak gaan mensen een rollator gebruiken nadat zij zijn gevallen of merken dat hun evenwicht achteruit gaat of behoefte hebben aan meer steun en stabiliteit.



Slide 9 - Slide

mobiliteit betekent letterlijk beweeglijkheid. Dat je kan bewegen door te fietsen te lopen etc. 


PROTOCOL ROLLATOR KAN JE VINDEN IN DE MAP MET OPDRACHTEN 

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Wat moet je niet vergeten als een cliënt even wil gaan zitten op zijn rollator?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Rolstoel
Een rolstoel is een vervoermiddel voor mensen die slecht of niet kunnen lopen.
Er bestaan verschillende soorten rolstoelen. Welke rolstoel geschikt is, hangt af van allerlei factoren. 

- Een duwrolstoel: iemand moet de rolstoel duwen. 
- Een handbewogen rolstoel: rolstoel met twee grote wielen. De gebruiker kan zich zelfstandig verplaatsen door met de handen aan de hoepels aan de wielen te draaien. 
- Een elektrische rolstoel: rolstoel kan bestuurd worden door middel van een joystick. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Duwrolstoel

Elektrische rolstoel
Handbewogenrolstoel

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

De stoep op 
1. Zet de rolstoel vooruit tegen de stoeprand aan.
2. Zet je voet op het stepje tussen de twee wielen. Duw het met je gewicht naar beneden.
3. Breng de voorkant van de rolstoel omhoog. De rolstoel kantelt een beetje.
4. Duw tegen de rolstoel. De zwenkwieltjes vóór til je daarmee over de stoeprand op de stoep.
5. Duw de achterwielen op de stoep en loop rustig verder.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De stoep af
1. De stoep af doe je achteruit.
2. Trek aan de rolstoel.
3. De grote wielen gaan eerst de toep af. De rest volgt vanzelf.

Dit doe je zodat de cliënt niet uit de rolstoel valt.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

foute manier van stoep op/af gaan
goede manier van stoep op/af gaan
zorgen dat de cliënt het warm genoeg heeft en er geen stof tussen de rolstoel komt
contact houden met degene in de rolstoel

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Wanneer gebruik je het stepje tussen de twee wielen achter?
A
Als je sneller wilt gaan.
B
Als je de stoep opgaat.
C
Als je de stoep afgaat.
D
Als je wilt remmen.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

wat is voor iemand in een rolstoel een lastig obstakel?

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Aandachtspunten bij het verplaatsen van een zorgvrager
  • Stel jezelf voor 
  • Vertel wat je gaat doen
  • Zet alles wat je nodig hebt binnen handbereik (rollator)
  • Zet alle hulpmiddelen die je gaat gebruiken op de rem
  • Til alleen als het echt nodig is, achterhaal wat de zorgvrager zelf kan (redzaamheid stimuleren)
  • Vertel iedere stap die je uitvoert
  • Spreek een teken af met de zorgvrager
  • Til vanuit je knieën. 
  • Vraag indien nodig om hulp

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Praktijkopdracht 1 rollator

Een cliënt krijgt een rollator van de thuiszorg. De cliënt weet niet hoe hij/zij een rollator moet gebruiken. Help de cliënt bij het gebruik van de rollator. Neem daarbij eerst het protocol door en bekijk nogmaals het filmpje van een rollator. 

In groepjes van twee
Student 1: cliënt
Student 2: servicemedewerker 
Praktijkopdracht 2 rolstoel

Een cliënt wil heel graag van haar/zijn bed naar een rolstoel en wil daarna een rondje 'lopen' door de klas heen. 

In groepjes van drie voer je de opdracht rolstoel uit. 
Student 1: cliënt
Student 2: servicemedewerker
Student 3: observator. 

Slide 23 - Slide

de docent deelt protocol uit aan de hele klas. 
Jas aantrekken bij een cliënt
Als je naar buiten gaat met een cliënt moet die eerst een jas aan. 

In de rolstoel zit de cliënt stil. Daardoor kan hij het snel koud krijgen.

Mensen met een zwakke, slappe of pijnlijke arm moet je helpen met een jas aantrekken.


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Hoe trek je een jas aan bij een cliënt? 
1. Begin altijd met de zwakke of pijnlijke kant bij het aankleden.
2. Steek je hand in het uiteinde van de mouw.
3. Jouw hand komt aan de binnenkant van de jas tevoorschijn.
4. Pak daarmee de hand van de zwakke arm.
5. Trek de hand voorzichtig door de mouw heen naar het uiteinde.
6. Vraag of de cliënt een beetje naar voren leunt.
7. Sla de jas achter de rug om en laat de cliënt de goede arm in de jas doen.
8.  Vraag of de jas goed zit.En doe de jas dicht als de cliënt dat wil.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Laat de cliënt actief meehelpen
Laat de cliënt zelf doen wat hij of zij zelf nog kan. Laat de cliënt actief meehelpen.

Dat geeft een goed gevoel. En zorgt er voor dat ze soepel en sterk blijven.

Dat kan meer tijd kosten. Dat is niet erg als je optijd begint.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Praktijkopdracht
1. Bed opmaken
2. Rolstoel (zorgvrager, zorgverlener & observator)
3. Rollator (zorgvrager, zorgverlener & observator)

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Link

This item has no instructions