Blok 1: Op zoek naar voedsel

De eerste mensen op aarde verspreiden zich
1. Snel / langzaam over de aarde.
2. Alle jagers en verzamelaars jaagde op de zelfde / verschillende diersoorten
A
snel / zelfde diersoorten
B
langzaam / zelfde diersoorten
C
langzaam/ verschillende diersoorten
D
snel / verschillende diersoorten
1 / 42
next
Slide 1: Quiz
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

De eerste mensen op aarde verspreiden zich
1. Snel / langzaam over de aarde.
2. Alle jagers en verzamelaars jaagde op de zelfde / verschillende diersoorten
A
snel / zelfde diersoorten
B
langzaam / zelfde diersoorten
C
langzaam/ verschillende diersoorten
D
snel / verschillende diersoorten

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Jagers en verzamelaars 
  • Jager-verzamelaars leefden van de jacht op dieren en het verzamelen van voedsel uit de natuur.
  • Ze leefden in kleine groepen (20-30 mensen).
  • De “woning” van de jagers en verzamelaars was gemaakt van spullen die ze in de natuur vonden: houten stokken dienden als tentstokken en dierenhuiden als wandbekleding.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

  • Die tenten waren gemakkelijk af te breken en mee te nemen als ze verhuisden. 
  • Een hert of rendier was een goede vangst, het vlees kon je eten, van de huid kon je kleding, tentdoek of schoenen maken.
  • De vrouwen verzamelden noten en vruchten. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leven als nomaden
  • De jager-verzamelaars verhuisden vaak. Was het voedsel op, dan gingen ze naar een andere plek waar ze wel voedsel en dieren konden vinden. 
  • Ze woonden dus niet op een vaste plek, maar trokken rond.  Deze mensen noemen we nomaden.
  • Ze kwamen vaak op dezelfde plekken terug, omdat ze wisten dat daar in een bepaalde periode veel voedsel te vinden was. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De jager-verzamelaars waren nomaden. Wat zijn nomaden?
A
Mensen die op één plek blijven wonen
B
Mensen die rondtrekken op zoek naar voedsel
C
De eerste boeren
D
een soort insect

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een jager heeft een Hert gedood. Wat kunnen ze allemaal maken?

Slide 7 - Open question

Belangrijk bij deze vraag is dat leerlingen realiseren dat een jager alles maar eenmalig kan gebruiken. 
Maken
Opdracht 5, 6, 7 en 8
timer
8:00

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

De ontdekking van vuur
  • De ontdekking van het vuur maakte het leven voor de mensen makkelijker en ze waren minder afhankelijk van het klimaat.
  • Vuur heeft veel voordelen: 

  1. Geeft warmte.
  2. Eten koken (gekookt voedsel is beter verteerbaar -> dit kost minder energie -> energie ging naar groei hersenen -> hierdoor slimmere mensen)​.
  3. Potten bakken (om voedsel te bewaren of om in te koken)​.
  4. Speerpunten hard maken. ​
  5. Bescherming tegen wilde dieren​.
  6.  Geeft licht in de nacht en in de donkere grotten. 






Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vuur was voor de eerste mensen een belangrijke ontdekking.
Wat is geen voordeel van vuur?
A
Het geeft licht
B
Het geeft warmte
C
Je kunt er eten op klaar maken
D
Je hebt er veel brandhout voor nodig

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Maken 
Opdracht 9
timer
2:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Planten, weer en klimaat

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Planten
  • Of planten kunnen groeien in een gebied hangt af van:​

  1. Licht​
  2. Temperatuur​ (warmte)
  3. Water​
  4. voedingsstoffen​ in de bodem



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Weer
  • Het weer is hoe de lucht om ons heen is.
  • Het weer wordt bepaald door drie onderdelen:​
  1. temperatuur​ (hoe warm/koud is het)
  2. neerslag​ (regen, sneeuw, hagel)
  3. wind​

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Klimaat
  • Het klimaat is het gemiddelde weer in een gebied over 30 jaar gemeten.​
  • Het klimaat in een gebied heeft invloed op de plantengroei. 
  • Bij de evenaar heerst een ander klimaat dan bij de polen. Op de evenaar is het warm en bij de polen is het koud. 
  • Ook de gemiddelde neerslag maakt uit voor planten. Die verschillen in klimaat zorgen voor verschillende landschappen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Maken
Opdracht 11 en 12
timer
4:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Warm en koud
  • Waarom zijn sommige gebieden op aarde altijd koud en andere altijd warm? Dat heeft te maken met de stand van de zon:

  1. Hoe hoger de zon staat, hoe feller en warmer de zonnestraal is. De schaduw is kort​.
  2. Hoe lager de zonstaat, hoe zwakker en minder warm de zonnestraal is. De schaduw is lang​.
  3. Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer.​
  4. Hoe dichter bij de polen, hoe kouder.



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Maken
Opdracht 14, 15 en 16
timer
5:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Van evenaar tot pool

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

4

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Tropisch regenwoud
  • Dichtbij de evenaar.
  • Veel regen.
  • Dagen zijn altijd even lang.
  • Veel verschillende planten.
  • Heel jaar zijn planten groen. 
  • Warm.
  • Veel neerslag

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Steppe
  • Korte regentijd.
  • Groeit alleen gras.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Savanne
  • Verder van de evenaar en daardoor minder regen.
  • Klimaat met een droog seizoen. 
  • Grasvlaktes met hoge grassen.
  • Struiken.
  • Af en toe een boom

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Woestijn
  • Weinig/geen neerslag.
  • Planten weinig water nodig.
  • Weinig vruchtbare grond.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Loofbos
  • Koude winters, de bomen verliezen hun bladeren.
  • Warme zomers, dan groeien de planten.
Loofbos
  • Koude winters, de bomen verliezen hun bladeren.
  • Warme zomers, dan groeien de planten.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Toendra
  • Temperatuur paar graden boven nul in de zomer. 
  • Er groeien alleen mossen en grassen.
  • Te koud voor bomen. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Naaldbos
Naaldbos
  • Koude winters.
  • Groeien alleen naaldbomen.
  • Naaldbomen houden hun naalden hele jaar vast. 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Poolgebied
  • Hele jaar door ijs en sneeuw.
  • Geen begroeiing.
  • Weinig leven mogelijk.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Zeeklimaat
  • Koele zomers
  • Warme winters

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Op een reis van de evenaar van de Noord- of Zuidpool wordt het eerst droger. Van de tropische regenwouden kom je eerst in de steppe. 
  • Op een reis van de evenaar naar de Noord- of Zuidpool wordt het eerst droger. Van de tropische regenwouden kom je eerst in de savanne, dan in de steppe en dan in de woestijn. 
  • Daarna wordt het kouder. Verder richting de polen komen dan het zee- en landklimaat en vervolgens het toendra- en sneeuwklimaat. 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Maken
opdracht 17, 18, 19, 20, 21
timer
10:00

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Maken
Opdracht 22
timer
3:00

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Welk klimaat heeft Nederland?

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Welke drie dingen horen bij weer?

Slide 40 - Open question

temperatuur, neerslag en wind
Wat is geen vorm van neerslag?
A
Verdamping
B
Regen
C
Sneeuw
D
Hagel

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Schrijft 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 42 - Open question

This item has no instructions