4. Observeren

4. Observeren / Vitale functies
1 / 55
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4. Observeren / Vitale functies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Manieren om te observeren
  • Beschrijvend: wat je ziet en je opvalt
- Je geeft een compleet beeld
- Je geeft vaak je eigen mening hier bij (subjectief)
  • Via een schema:
- Lijst met concrete punten
- Turven of ja/nee
- Geeft duidelijk beeld
  • Via beoordelingsschaal
- Oordeel via een cijfer (bijv. pijn)
- Subjectief

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

objectief / subjectief
  • Objectief:
- Feiten
- Voor iedereen hetzelfde

  • Subjectief:
- Meningen
- Voor iedereen anders

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vitale Functies

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn vitale functies?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Vitale Functies
  • Dit zijn de meest belangrijke functies in het lichaam en zijn onmisbaar zijn voor het behoud van leven.  Deze functies houden het menselijk lichaam in leven.

  • De vitale functies die we kennen zijn: ademhaling, circulatie (hartslag en bloeddruk), bewustzijn, temperatuur.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vitale Functies
  • Wanneer één van de functies een stoornis heeft of wegvalt, heeft dat gevolgen voor de andere functies

  • Een belangrijk taak in het werk van de zorgverlener is het monitoren en controleren van deze waarden en een wijziging hierin opmerken en doorgeven

  • Vitale functies moeten in rust gemeten worden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ademhaling

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat kan je observeren aan
de ademhaling?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

observaties ademhaling
  • Ademfrequentie/snelheid (aantal ademhalingen per minuut) Een normale ademhalingsfrequentie ligt tussen de 12 en 20 ademhalingen per minuut. Bij kinderen ligt dit wat hoger.
  • Ritme (het ritme van de ademhalingen of bijvoorbeeld het ademhalen met pauzes)
  • Diepte en gelijkmatigheid (de hoeveelheid lucht ingeademd per inademing)
  • Adembewegingen  (ademhalingsspieren:  let op de nek en neusvleugels)
  • Ademgeluiden (piepen, reutelen, rochelen)
  • Saturatie (hoeveelheid zuurstof die in de weefsels wordt opgenomen, normaalwaarde is >98%

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Anatomie van het ademhalingsstelsel

Slide 13 - Slide


1. strottenhoofd
2. luchtpijp
3. linkerlong
4. rechterlong
5. hoofdbronchi
6. bronchi
7. longblaasje
Hoe werkt de ademhaling....
  • Filmpje ademhaling
  • Regeling vanuit de hersenen
  • Is een reflex --> kun je niet stoppen
  • Borst en/of buikademhaling

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe tel je de ademhalingsfrequentie?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hartslag

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Het hart
  • In de borstholte
  • Wijst naar links
  • Zo groot als je vuist
  • Zit in het hartzakje
  • Weegt ± 300 gram
  • Per slag ± 70 cc bloed
  • Slaat 2,5 miljard keer in je leven

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

het hart
  • Holle spier
  • Krijgt zuurstof en voeding door de kransslagaders die om het hart heen liggen
  • Kransaders vervoeren afvalstoffen af

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat kan je observeren aan de hartslag?

Slide 19 - Mind map

This item has no instructions

Hartslag
  • Frequentie (het aantal hartslagen per minuut)
  • Ritme (slaat het hart regelmatig of onregelmatig, ook wel regulair of irregulair)
  • Vulling (is de vulling per hartslag: veel of weinig)
  • Gelijkmatigheid (van de vulling van de hartslag)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hartslag
  • Het hart vormt samen met de bloedvaten het circulatiesysteem. Bij iedere samentrekking van de linker hartkamer wordt bloed in de aorta (= lichaamsslagader) gepompt. Hierdoor zetten de wanden van de slagaders (arteriën) telkens even uit en nemen daarna hun oorspronkelijke vorm weer aan.

  • Dit wordt pulsatie genoemd. De pulsatie is het best voelbaar op plaatsen waar slagaders vlak onder de huid lopen boven een benige onderlaag. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hartslag
  • Het hart is een pomp die 4 tot 5 liter bloed per minuut rondpompt. Het bloed bevat zuurstof en voedingsstoffen voor alle spieren en organen.
  • Het hart is ongeveer zo groot als een gebalde vuist en groeit met je lichaam mee. Het hart bestaat uit 4 holle ruimtes:
  • Linkerboezem: hier stroomt zuurstofrijk bloed uit de longen binnen
  • Linkerkamer: pompt het zuurstofrijke bloed het hele lichaam rond
  • Rechterboezem: hier stroomt zuurstofarm bloed uit het lichaam binnen
  • Rechterkamer: pompt het zuurstofarme bloed naar de longen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


Waar voel je de hartslag het best?

Slide 24 - Slide


Pols
Hals
Lies
Bij kinderen op de slaap of op de borst
Hier loopt slagader vlak onder de huid



Hoe tel de pols..
  • Met een polsteller of een klokje met een secondewijzer
  • Je gebruikt je middel- en wijsvinger
  • Je telt minstens 15 seconden lang
  • Aantal slagen X vier = aantal slagen per minuut

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Bloeddruk

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Bloeddruk
  • Het hart pompt het bloed rond in je lichaam via je slagaders. De druk die dit uitvoert op de bloedvaten wordt 'bloeddruk' genoemd.
  • Je bloeddruk bestaat altijd uit 2 waarden: een bovendruk en een onderdruk.
  • Bovendruk = Systolische bloeddruk is de druk op de bloedvaten als het hart samentrekt
  • Onderdruk = Diastolische bloeddruk is de druk op de bloedvaten als het hart zich ontspant.


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Bloedruk
  • Bloedruk wordt ook wel tensie genoemd.
  • De bloeddruk wordt gemeten in mm/Hg
  • Bloeddruk wordt vaak genoteerd als rr 120/80; rr staat voor Riva Rocci (de bedenker van de meetmethode)  

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Hypotensie / Hypertensie
  • Een lage bloeddruk (hypotensie) is een bloeddruk waarbij klachten optreden zoals duizeligheid, flauwvallen of een licht gevoel in het hoofd
  • Bij een hoge bloeddruk (hypertensie) is meestal zowel de onder- als de bovendruk verhoogd
  • Je merkt vaak niets van een hoge bloeddruk. Bij een ernstig verhoogde bloeddruk kunnen wel klachten optreden. Je kunt dan hoofdpijn hebben of vermoeid, misselijk, kortademig, rusteloos zijn. Ook kun je wazig zien.




Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Hoe meet je de bloeddruk?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

98/68

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

108/68

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

136/90

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur
  • De normale lichaamstemperatuur is bij de meeste mensen tussen de 36,5C en 37,5C, met als gemiddelde 37C. Bij deze temperatuur werkt het lichaam het beste
  • Te grote afwijkingen kunnen schade veroorzaken bij de mens
  • Verhoging; temperatuur tussen de 37,5C en 38,0C
  • Koorts: > 38.0C
  • Hypothermie = < 35 °C
  • Regeling temperatuur zorgt de Hypothalamus voor



Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Verloop lichaamstemperatuur
  • Moment van de dag: ochtend laagst in de avond het hoogst
  • Lichamelijke inspanning: verhoogt de temperatuur
  • Menstruatiecyclus: rond de eisprong is temperatuur hoger
  • Gifstoffen in het lichaam (infectie): verhogen de temperatuur

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur bij ouderen
  • Bij ouderen werkt regulatie minder goed
  • Vaak lagere uitgangstemperatuur (tot 35) en minder snel koorts als symptoom
  • Ouderen hebben het vaak koud doordat ze minder bewegen en minder spieren hebben
  • Dorstgevoel is minder bij ouderen  grote kans op uitdroging bij warm weer; hierdoor stijgt de temperatuur
  • Hitteprotocol gaat in werking bij hoge temperatuur gedurende een aantal dagen

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Wat is koorts?

Slide 42 - Mind map

This item has no instructions

Koorts
  • Koorts is een reactie van je lichaam op een infectie met virussen of bacteriën. Bij een hogere temperatuur groeien virussen en bacteriën minder goed. Het is dus een natuurlijk afweerreactie.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Stadia bij koorts
  • Het koude stadium -->rillen en klappertanden
  • Warmte stadium--> snelle stijging temperatuur, angst en onrust
  • Transpiratie stadium --> veel transpireren waardoor temperatuur daalt; persoon is bleek, klam en zweet veel, pols is snel

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Verschijnselen bij koorts
  • Warmtegevoel
  • Transpireren
  • Koude rillingen
  • Bleke huid
  • Rood gezicht
  • Snelle pols en ademhaling
  • Vermoeidheid
  • Ziek voelen
  • Verlaagd bewustzijn bij hoge koorts

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Complicaties bij koorts
  • Uitdroging
  • Bij mensen met diabetes : ontregeling bloedsuikers
  • Koortsstuipen bij kinderen
  • Hyperthermie:  lichaamstemperatuur > 41.1
- Lichaam kan warmte niet meer kwijt: mechanismen werken niet meer, evenals medicatie
  • Opname in ziekenhuis is dan nodig: kan levensbedreigend zijn

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Koorts
  • 38,0C tot 38,5C =lichte koorts
  • tot 39,0C = matige koorts,
  • tot 39,5C = hoge koorts
  • 40C of hoger = hevige koorts.
  • Koortspieken van 41C en 42C komen ook voor, bij koortspieken van 43C is de situatie levensbedreigend.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Op wat voor manieren kan je de tempratuur meten?

Slide 48 - Mind map


Met een thermometer
Kwik
Digitaal
Oorthermometer

Waar meet je de temperatuur?
  • Rectaal (in de anus)
Meest betrouwbaar en nauwkeurig
3 minuten of tot thermometer piept
  • Sublinguaal/oraal (onder de tong)
7 minuten of tot thermometer piept
+ 0.3 graden
Geen warme/koude dranken vlak ervoor
  • Axillair (in de oksel)
10 minuten of tot thermometer piept
+0.5 graden
  • Tympaan (in het oor)
Belangrijk dat oor goed schoon is
Gehoorapparaat vijf minuten voor meting uit

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Bewustzijn

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Vormen van bewustzijn
  • Iemand is alert:
Goed wakker is en op omgeving reageert
Goede antwoorden geeft op vragen
  • Iemand is bij bewustzijn maar niet alert:
Verward, suf, agressief reageert
Niet/amper regeert op omgeving
Onduidelijke geluiden maakt
  • Iemand is bewusteloos:
Niet reageert op aanspreken en schudden aan schouders
Onderuit/scheef gezakt zit/ligt

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Manier om te beoordelen
A =persoon reageert normaal
V = persoon reageert op aanspreken
P = persoon reageert op pijnprikkel
U = persoon reageert niet

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Beoordelen bewustzijn
  • Benader slachtoffer zo dat persoon je kan zien
  • Schud aan de schouders
  • Stel een vraag

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken verstoord bewustzijn
  • Hersenen werken niet meer goed door bijvoorbeeld zuurstofgebrek
  • Toename van de druk in de hersenen (hersenbloeding, ernstige hersenschudding)
  • Infecties; bijvoorbeeld hersenvliesontsteking
  • Epilepsie
  • Ernstig ontregelde bloedsuiker bij mensen met suikerziekte
  • Drugs, alcohol, gifstoffen

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Vragen?
Pols
Bloeddruk
Ademhaling

Slide 55 - Slide

This item has no instructions