Paragraaf 5.1

Hoofdstuk 2 Warmte
1. Ik kan het verschil tussen temperatuur en warmte uitleggen.
2. Ik kan een thermometer aflezen en daar mee de temperatuur meten.
3. Ik kan de functies en onderdelen van een thermometer benoemen.
4. Ik kan beschrijven hoe ik de temperatuur kan meten met een digitale thermometer en de computer.
5. Ik kan graden Celsius omrekenen naar Kelvin en andersom.
6. Ik weet waar het absolute nulpunt ligt, zowel in °C als in K.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Warmte
1. Ik kan het verschil tussen temperatuur en warmte uitleggen.
2. Ik kan een thermometer aflezen en daar mee de temperatuur meten.
3. Ik kan de functies en onderdelen van een thermometer benoemen.
4. Ik kan beschrijven hoe ik de temperatuur kan meten met een digitale thermometer en de computer.
5. Ik kan graden Celsius omrekenen naar Kelvin en andersom.
6. Ik weet waar het absolute nulpunt ligt, zowel in °C als in K.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is het verschil tussen warmte en temperatuur?

Slide 3 - Open question

Hoe noem je de warmtecapaciteit van een stof?
A
Warmteproces
B
Soortelijke warmte
C
Temperatuur
D
Joule

Slide 4 - Quiz

Wat is de soortelijke warmte van water?
A
4,18
B
4,18 kJ
C
4,18 kJ / kg
D
4,18 kJ/kg/ ºC

Slide 5 - Quiz

Hoeveel warmte heb je nodig om 500 gram water 2 graden te verwarmen?
A
4,18 kJ
B
8,36 kJ
C
2,14 kJ
D
Antwoord staat er niet tussen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Oefenen
Maken opdracht 1 t/m 9 van paragraaf 2.1

Klaar? Nakijken! 

Slide 10 - Slide

200 graden Celsius is .... K
A
-73 K
B
0 K
C
Dit kan helemaal niet!
D
573 K

Slide 11 - Quiz

Hoe groot is het temperatuurverschil tussen 473 K en 0 graden Celsius?
A
473
B
100
C
200
D
746

Slide 12 - Quiz