2GS voorvoegsels en achtervoegsels

Lesprogramma
  • Theorie  voorvoegsels en achtervoegsels.
  • Aan de slag met quizvragen
  • Afsluiting les
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesprogramma
  • Theorie  voorvoegsels en achtervoegsels.
  • Aan de slag met quizvragen
  • Afsluiting les

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn en kun je zelf woorden maken met een voor- of achtervoegsel.

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen een voorvoegsel en een achtervoegsel?

Slide 3 - Open question

Welke voorvoegsels ken je al?

Slide 4 - Open question

Welke achtervoegsels ken je?

Slide 5 - Open question

Voor- en achtervoegsels zijn zelf geen losse woorden. Ze kunnen dus niet zelfstandig voorkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Grondwoord
Een grondwoord is de basis (de onvervoegde vorm) van een woord. Van grondwoorden kunnen  afleidingen (door voorvoegsels & achtervoegsels), samenstellingen, meervouden, bijvoeglijk naamwoorden en verkleinwoorden worden gemaakt.



Slide 8 - Slide

Bij het vervoegen van een grondwoord kan het zijn dat de spelling van het grondwoord verandert.

Rood (grondwoord) → rode (bijvoeglijk naamwoord)
Blad (grondwoord) → blaadje (verkleinwoord)

Het grondwoord staat altijd in het enkelvoud (de kortst mogelijke vorm)


Slide 9 - Slide

Wat is het grondwoord van 'ongelukkigerwijs' ?

Slide 10 - Mind map

Wat is het grondwoord van 'onmenselijk'?

Slide 11 - Mind map

Maak bij dit grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt: KANS

Slide 12 - Open question

Maak bij dit grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt: KLEIN

Slide 13 - Open question

Maak bij dit grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt: VOETBAL

Slide 14 - Open question

Welk woord past niet in het rijtje?
A
Voetballer
B
Tennisster
C
Schoonheid
D
Hartendief

Slide 15 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
A
Wanhoop
B
Fietsmand
C
Herexamen
D
Ongeluk

Slide 16 - Quiz

Welk woord is een samenstelling?
A
Schipbreuk
B
Beestachtig
C
Gevecht
D
Gevangenis

Slide 17 - Quiz