Klas 3 week 2 les 2 2022

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Lesdoelen (buts)

aan het begin van de les:

Uitbreiding woordenschat

Wat ga je doen?

Ga naar

SlimStampen chapitre 3 

Phrases-clés G Overhoren

- Je leert woorden die te maken hebben met reizen, vervoermiddelen, vervoer en milieu

Nog iets op jouw DPF noteren?

Lesdoelen/buts

Aan het eind van de les:

- weet ik op welke plaats ik het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in de zin zet

- heb ik gewerkt aan de Tâche van chapitre 3 t.b.v. het portfolio

Qu'est-ce qu'on va faire?

We gaan kijken naar een instructiefilmpje over de plaats van het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in de zin.

Maak aantekeningen!

Daarna gaan we het geleerde toepassen!

apps.noordhoff.nl

Welkom!

Log je in?

Voornaam + eerste letter achternaam

Doe actief mee!

Tu vois tes amis?
vervang 'tes amis'

1. Tu le vois?
2. Tu la vois?
3. Tu les vois?
4. Tu l'a vois?

On vend la maison.
vervang 'la maison'

1. On la vend.
2. On le vend.
3. On les vend.
4. On vend la.

Elle étudie la carte routière.
vervang 'la carte routière'

1. Elle la étudie.
2. Elle l'étudie.
3. Elle le étudie.
4. Elle étudie le.

Je mange le chocolat.

1. Je l'mange.
2. Je la mange.
3. Le je mange.
4. Je le mange.

Je connais les filles.

1. Je le connais.
2. Je la connais.
3. Je l'connais
4. Je les connais.

Je mange une glace.

1. Je le mange.
2. Je la mange.
3. Je l'mange.
4. Je les mange.

J'ai rencontré le footballeur.

1. Je le ai rencontré.
2. Je la rencontré.
3. Je l'ai rencontré.
4. Je les ai rencontré.

Je veux trouver mon agenda.

1. Je le veux trouver.
2. Je veux le trouver.
3. Le je veux trouver.
4. Je veux trouver le.

Il a raconté l'histoire.

1. Il la a raconté.
2. Il a la raconté.
3. Il l'a raconté.
4. Il a raconté la.

Tâche chapitre 3

Maak een keuze uit de twee opdrachten

Ga hier alvast mee aan de slag en lever de opdracht in 

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.