La negation/ontkenning jaar 2

La négation = de ontkenning
Jaar 2
periode 4
chapitre 5 D
1 / 41
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

La négation = de ontkenning
Jaar 2
periode 4
chapitre 5 D

Slide 1 - Slide

La négation
Grandes Lignes 5 D
ensemble 16a

Slide 2 - Slide

Hoe zeg je "niet/geen" in het Frans

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

La négation
Heb je het begrepen? Nu zelf oefenen:
Grandes lignes 5D nr 16bc, 17,18
Wil je nog meer uitleg? Kom naar de docent.

Slide 5 - Slide

La négation 
Ne... pas = niet/geen
Ne ... plus = niet meer
Ne ... jamais = nooit
Ne ... rien = niets
Ne ... pas  = nog niet

Slide 6 - Slide

La négation

niets =
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 7 - Quiz

La négation

nog niet =
A
ne...jamais
B
ne...pas
C
ne...pas encore
D
ne...encore

Slide 8 - Quiz

La négation

nooit =
A
ne...pas jamais
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 9 - Quiz

La négation

niet meer =
A
ne...pas plus
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 10 - Quiz

Hoe vertaal je: Jij eet niets.
A
Tu ne manges rien.
B
Tu ne manges pas encore.
C
Tu manges rien.
D
Tu ne manges plus.

Slide 11 - Quiz

Hij vindt voetballen niet meer leuk.
A
Il n'aime plus le foot
B
Il n'aime jamais le foot
C
Il n'aime rien le foot
D
Il n'aime pas le foot

Slide 12 - Quiz


Maak ontkennend:
Simon habite à Orléans.
A
Simon ne habites pas à Orléans
B
Simon n' habites pas à Orléans
C
Simon ne habite pas à Orléans
D
Simon n' habite pas à Orléans

Slide 13 - Quiz

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 14 - Quiz

Let op!
toujours (altijd) /souvent (vaak) / parfois (soms)--> ne ... jamais
tout (alles) --> ne rien
quelque chose (iets) --> ne rien
encore (nog) --> ne plus
quelqu'un (iemand) / tout le monde (iedereen) --> ne personne


Slide 15 - Slide

La négation
niet : ne....pas
nooit: ne....jamais
nog niet: ne....pas encore
niets : ne....rien
niet meer: ne....plus

Slide 16 - Slide

La négation
Tussen ne en pas komt het eerste werkwoord van de zin.
Begint het werkwoord met een AEOIUY of een H, dan verandert de NE in N'

Slide 17 - Slide

Vertaal de zin:
Ik woon niet in Parijs.

Slide 18 - Open question

Vertaal de zin:
Ik woon niet meer in Parijs.

Slide 19 - Open question

Vul in met 'nog niet'
Je .... sais...........la bonne réponse.

Slide 20 - Open question

Vul in met 'nooit'
Je .... sors .... le dimanche.

Slide 21 - Open question

Vul in met 'niets'
Je .... sais .....

Slide 22 - Open question

Fais la négation:
Elle comprend tout --> Zij begrijpt niets.

Slide 23 - Open question

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Tu es souvent malade?
Non, je (nooit) _______________

Slide 24 - Open question

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Vous avez mangé quelque chose?
Non, nous (niets) _____________________

Slide 25 - Open question

Fais la négation:
Je fais du sport (nooit).

Slide 26 - Open question

l'oeil
le bras
le pied
le dos
le genou
le ventre
la tête
het oog
de rug
de voet
de buik
de knie
de arm
het hoofd

Slide 27 - Drag question

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 28 - Drag question

Hoe zeg je?
Zij heeft buikpijn.
A
Elle a mal au genou.
B
Elle a mal au ventre.
C
Elle a mal à la genou.
D
Elle a mal aux ventre.

Slide 29 - Quiz

La négation

niets =
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 30 - Quiz

La négation

nog niet =
A
ne...jamais
B
ne...pas
C
ne...pas encore
D
ne...encore

Slide 31 - Quiz

Fais la négation:
Elle comprend tout --> zij begrijpt niets
timer
1:00

Slide 32 - Open question

Fais la négation:
Je fais du sport (nooit)

Slide 33 - Open question

Maak de zin ontkennend.
Gebruik de ontkenning tussen haakjes

Eric est en bonne santé. (nog niet)

Slide 34 - Open question

Vertaal: il ne juge personne
A
hij beoordeelt niemand
B
hij heeft niemand beoordeeld
C
Hij beoordeeld niet meer
D
hij heeft niet meer beoordeeld

Slide 35 - Quiz


Maak ontkennend:
Il a de nouveaux amis.
niet

Slide 36 - Open question

français
néerlandais
ne .... pas
ne .... plus
ne .... jamais
ne .... rien
ne .... personne
La négation
niet ... meer
niets
niemand
niet / geen
nooit

Slide 37 - Drag question

français
néerlandais
ne .... pas du tout
ne .... pas non plus
ne .... pas encore
ne .... plus jamais
ne .... que
La négation
ook niet
nooit meer
slechts, alleen maar
helemaal niet
nog niet

Slide 38 - Drag question

Ik heb de stoel niet meer.
Grammaire 'La négation' 
ai
plus
je/j'
la
ne/n'
chaise

Slide 39 - Drag question

La négation ...
Hij drinkt nooit koffie.

boit
jamais
il
de
ne
café

Slide 40 - Drag question

Maak ontkennend:
Elle comprend (niets)

Slide 41 - Open question