Spelling en grammatica 11 voltooid en onvoltooide tijd
Opdracht samen
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Opdracht 1
1 a lopen
b In zin 1 verdubbelt de klinker van het werkwoord lopen in de hij-vorm van het enkelvoud
tegenwoordige tijd en wordt hier een ‘t’ achter geplaatst. Hierdoor krijg je de vervoeging ‘loopt’. Aangezien het werkwoord ‘lopen’ een sterk werkwoord is, verandert de klank in de verleden tijd. Hierdoor schrijf je ‘liep’ in deze zin.
c Er staat een ‘ge’ voor en het hulpwerkwoord ‘heeft’ is erbij gezet.
d Zin 1 gaat over iets dat in de nabije toekomst gaat gebeuren. Zin 3 gaat iets dat al heeft
plaatsgevonden.
e In zin 4 is er ‘d’ achter het hele werkwoord gezet.
f Omdat in de zinnen 3 en 4 het werkwoord ‘fietsen’ voltooid en onvoltooid is gebruikt. Hierdoor
zijn ze geen persoonsvorm meer, waardoor er hulpwerkwoorden nodig zijn om te gebruiken als
persoonsvorm.
Slide 17 - Slide
Zelfstandig werken
Maak van S&G 11
Opdracht 3 t/m 8
Klaar?
Ga samen zitten met jouw podcastgroepje
Idee bedenken - uitschrijven - opnemen
timer
20:00
Slide 18 - Slide
Afsluiting
Werk de komende week zelfstandig aan de podcast.
Volgende week nog een paar plekken om op te nemen.