Les 45 (02-06)

Cours du 2 juin
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Cours du 2 juin

Slide 1 - Slide

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen 
  • Herhalen
      - Vergelijkingen
      - Woordvolgorde
      - Leesvaardigheid
  • Tâche
      - C'est moi!
  • Au travail
  • Devoirs


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na de les...

...Je kunt over jezelf vertellen en je 
   gewoontes.




Slide 3 - Slide

De woordvolgorde: werkwoorden
Normale Franse zin
De woordvolgorde in een normale Franse zin is als volgt:

(Tijdsbepaling+ )onderwerp + pers. vorm + 2e werkwoord + rest v/d zin + (Tijdsbepaling)
->     (hier)                Le chat                a                    marché        dans le jardin         (hier.)
    
De werkwoorden staan allemaal bij elkaar in de zin. 



Slide 4 - Slide

Paragraaf H: 
De woordvolgorde: werkwoorden, uitzonderingen
Echter, in een aantal gevallen is dit niet zo en komt er iets voor of tussen de werkwoorden in te staan.

- In een ontkennende zin. 'n' / ne' komt dan vóór de persoonsvorm en 'pas' of een variatie  
  komt erachter. 
  Elle ne va pas faire du shopping. 
  Vous n'êtes jamais malade.
- En bij bepaalde bijwoorden. De bijwoorden staan ALTIJD direct na de persoonsvorm
  in een vaste positie:
  souvent, toujours, bien, mal, beaucoup, déjà. Deze moet je uit je hoofd leren.


  Timon ne chante jamais bien. 
  Nicolas va souvent en France.
  Tu ne bois pas beaucoup d'eau. 

Slide 5 - Slide

Paragraphe H:
De woordvolgorde: de bepaling van tijd/plaats
Soms heb je in een zin te maken met een tijdsbepaling (hier, ce soir) of een plaatsbepaling
(au parc, dans la piscine). Ook deze hebben een vaste plek in de Franse zin.

- Bepalingen van tijd komen of vooraan in de zin of achteraan in de zin. Bepalingen van 
  plaats komen vooral achteraan in de zin. 
  Je vais acheter un nouveau jeans au centre commercial.
  Je vais en France la semaine prochaine.

tijd/plaats + onderwerp + *gezegde + lijdend/meewerkend voorwerp + tijd/plaats.
*gezegde: persoonsvorm + ander werkwoord.


Slide 6 - Slide

Even oefenen
Zet de woorden in de goede volgorde:

1. me lève - Je - à sept heures - aujourd'hui - du matin
_____________________________________________________
2. puis - prends - une douche - je - dans - la salle de bains
_____________________________________________________

Slide 7 - Slide

Herhalen:
Les comparaisons.
Laten we nog even kort kijken naar de theorie achter de vergelijkingen. 

Slide 8 - Slide

De vergelijkingen maken
Een vergelijking (vergrotende trap) in het Frans maak je met de volgende 'formule':
              plus / moins / aussi + bijvoeglijk naamwoord (in de juiste vorm) + que

Waarbij je de vorm van het bijvoeglijk naamwoord aan het onderwerp aanpast.

Let op, deze 'formule' geld voor elk bijvoeglijk naamwoord, behalve
'bon'. Je zet voor 'bon' niet 'plus' maar schrijft het volgende op: 
meilleur(e)(s) que/qu'. Ook 'meilleur' is een bijvoeglijk naamwoord 
en pas je dus aan, aan het onderwerp. Dit gaat volgens de algemene 
regel. 
Un 16/20 est meilleur qu'un 10/20. / La ville est meilleure que le village.


Slide 9 - Slide

Paragraphe D:
Faire les comparaisons
Maak een vergelijking van onderstaande honden. Gebruik ELKE vergelijking, maak 3 zinnen:                                                     Buddy      Teddy      
                                     

Slide 10 - Slide

Réponse
Voorbeelden
  1. Buddy est plus grand que Teddy.
  2. Buddy est aussi intelligent / gentil que Teddy.
  3. Buddy est moins blonde que Teddy.

Slide 11 - Slide

Vaardighedentoets.
We gaan nu oefenen met een luisteroefening én een leestekst. Deze staan los van elkaar. 

We beginnen met de luisteroefening. 
Paragraaf E
- ex. 20a




Slide 12 - Slide

Examen 2018 - Franse teksten
Kijk eens mee naar het tekstboekje voor jullie. We gaan met 2 van deze teksten oefenen. 

Let op het gebruik van de leesstrategieën:
- Oriënterend lezen (plaatjes, titel, tussenkopjes, vorm tekst)
- Zoekend lezen (Antwoorden op vragen of specifieke informatie vinden)
- Globaal lezen (hoofdgedachte, globale inhoud)

timer
15:00

Slide 13 - Slide

Voorbereiding
Jullie gaan nu in de klas de tekst voor jouw audiofragment schrijven. 

Gebruik hiervoor de les, je boek en voor losse woorden vraag je mij.

Geen google translate dus. Je vindt ook veel woorden in de 'Lexique'. Gebruik deze woordenlijst ook voor woorden die je niet kent. 

 Op uiterlijk 11 juni leveren jullie het audiofragment in. 

Slide 14 - Slide

Tâche C'est moi!
Je gaat jezelf opnemen en vertellen over jezelf. De volgende elementen moeten terugkomen in je verhaal:
- Maak een audio fragment van tenminste 3 minuten lang. 
- Stel jezelf voor: naam, leeftijd, familie en jouw karakter. 
- Vertel over je huis: type huis, jouw kamer. 
- Vertel over je vrije tijd: wat doe je graag, heb je huisdieren, sport, hobby's.
- Vertel over je gewoontes: beschrijf 1 dag uit jouw leven. 
- Gebruik de vocabulaire van dit hoofdstuk en gebruik de phrases Clés.
  Niet alleen van dit hoofdstuk, maar ook voorgaande hoofdstukken. (p. 171)

 Op uiterlijk 11 juni leveren jullie het audiofragment in. 
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Les devoirs
Neem jezelf op en lever 11 juni in voor 17.00 uur. 

Leer voor de toets H6
(zie studiewijzer voor leerstof)



Slide 16 - Slide