Trappen van vergelijking

Aan het eind van deze les:

Ken ik de regels van de trappen van vergelijking en kan ik deze toepassen in Engelse zinnen.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze les:

Ken ik de regels van de trappen van vergelijking en kan ik deze toepassen in Engelse zinnen.

Slide 1 - Slide



Trappen van vergelijking:

Bijvoorbeeld: groot - groter - grootst

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Do you remember?
  1. Woorden van 1 lettergreep                            
  2. Woorden met 2 lettergrepen of meer
  3. Woorden die eindigen op-y
  4. Uitzonderingen 

Slide 5 - Slide

Woorden met 1 lettergreep
Woorden van 1 lettergreep krijgen -er en –est:

Small     -     Smaller    -    Smallest
Big         -      Bigger     -     Biggest
Large    -     Larger      -      largest 

Slide 6 - Slide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
Beautiful    -     More beautiful    -      The most beautiful
Boring         -     More boring        -        The most boring

Slide 7 - Slide

Woorden op -y
Funny    -     Funnier    - the funniest
Happy    -     Happier    - the happiest

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen
Uit je hoofd leren:

Good     -       Better      -      Best
Bad        -       Worse     -       Worst
Much/many - more  -        Most
Little      -        Less      -        Least

Slide 9 - Slide

Let op:
Na een vergrotende trap, schrijf je than altijd met een 'a'.
Anders altijd met een 'e' then!!

Even ........ als = as .........as

Even oud als = as old as 
He is as old as my brother.

Slide 10 - Slide

Our house is ........... (big) than your house.

Slide 11 - Open question

My mother is ..........

(Young) than my father.

Slide 12 - Open question

I think our school is the .......... (beautiful) school in the region.

Slide 13 - Open question

A 7 is a good mark, but an 8 is ..........

Slide 14 - Open question

Who is the ...........
(clever) pupil in this class?

Slide 15 - Open question

My bag is ......... (heavy) than yours.

Slide 16 - Open question

Hoeveel antwoorden heb je goed?
Heb je nog een extra oefening nodig?

Slide 17 - Slide