oefentoets gaswisseling

Wat is het verschil tussen een bacterie en een virus?
1 / 35
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat is het verschil tussen een bacterie en een virus?

Slide 1 - Open question

Noem een aantal manieren of wegen hoe ziekteverwekkers in ons lichaam kunnen komen.

Slide 2 - Open question

Er kunnen veel stoffen in ons lichaam terecht komen die daar niet thuishoren.
We worden hier gelukkig niet zomaar ziek van.
Hoe noemen we de stoffen die niet in ons lichaam thuishoren.
A
ziekmakende stoffen
B
Ziekteverwekkers
C
Lichaamsvreemde stoffen
D
Antigenen

Slide 3 - Quiz

Je witte bloedcellen willen wanneer je bijvoorbeeld besmet ben met corona deze ziekteverwekker zo snel mogelijk uitschakelen.
Ze kunnen de cellen van het virus herkennen door bepaalde eiwitten op de rand. Hoe noemen we die eiwitten?
A
Antistoffen
B
Antigenen

Slide 4 - Quiz

Wanneer je immuun bent voor het coronavirus maakt je lichaam de eerst volgende keer, wanneer het virus je lichaam binnendringt, meteen heel veel antistoffen om het virus uit te schakelen.
zullen je witte bloedcellen dit ook doen als er een mutant van het virus met andere antigenen je lichaam binnendringt?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Een witte bloedcel (vreetcel) lijkt geen onderscheid te maken tussen verschillende bacteriën.
Tot welke vorm van afweer zal deze cel behoren?
A
Algemene
B
Specifieke

Slide 6 - Quiz

In het coronavaccin zitten verzwakte ziekte-
verwekkers. Hoe noemen we de immuniteit
die je krijgt na te worden ingeënt door een
vaccin?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
kunstmatige passieve immuniteit
C
kunstmatige actieve immuniteit
D
Natuurlijke passieve immuniteit

Slide 7 - Quiz

Wat is een antigen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
een lichaamsvreemd eiwit dat een afweerreactie oproept
C
Een binnengedrongen bacterie of virus
D
een lichaamscel die wordt aangevallen door een binnegedrongen micro-organisme

Slide 8 - Quiz

Je bent als kind gevaccineerd met BMR vaccin (Bof, mazelen, rode hond) Wat zat er in het vaccin
A
1 antigen
B
1 antistof
C
3 antigenen
D
3 antistoffen

Slide 9 - Quiz

Wat is serum
A
spuit die zeer doet
B
spuit met antgenen
C
spuit met antistoffen

Slide 10 - Quiz

Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide met bloed vindt plaats in
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Longhaarvaten
D
Luchtpijptakjes

Slide 11 - Quiz

Eén van de redenen waarom de gaswisseling snel kan verlopen is omdat
A
Er veel longblaasjes zijn
B
Er veel longhaarvaten zijn
C
De longblaasjes een heel dikke wand hebben
D
De luchtwegen schoon gehouden worden

Slide 12 - Quiz

Ribademhaling heet ook wel
A
Middenrifademhaling
B
Borstademhaling
C
Buikademhaling
D
Longademhaling

Slide 13 - Quiz

Waarbij hoort de volgende waarneming:
"De tussenribspieren trekken samen."
A
Inademing bij borstademhaling
B
Uitademing bij borstademhaling
C
Inademing bij buikademhaling
D
Uitademing bij buikademhaling

Slide 14 - Quiz

Bij welke adembeweging beweegt de buikwand naar voren?
A
Bij inademing door middel van borstademhaling.
B
Bij inademing door middel van buikademhaling.
C
Bij uitademing door middel van borstademhaling.
D
Bij uitademing door middel van buikademhaling.

Slide 15 - Quiz

wat komt vrij bij verbranding
A
Co2 en energie
B
water en CO2
C
CO2, energie en water
D
geen van allen

Slide 16 - Quiz

welke cellen vervoeren de zuurstof in het bloed
A
geen een, het vervoerd zichzelf
B
witte bloedcellen
C
witte en rode bloedcellen
D
rode bloedcellen

Slide 17 - Quiz

De verbranding in ons lichaam kunnen we weergeven als ..
A
glucose + koolstofdioxide ----> water + zuurstof hierbij komt energie vrij
B
glucose + koolstofdioxide ----> water + zuurstof hierbij wordt energie verbruikt
C
glucose + zuurstof ----> water + koolstofdioxide hierbij komt energie vrij
D
glucose + zuurstof ----> water + koolstofdioxide hierbij wordt energie verbruikt

Slide 18 - Quiz

Bij borstademhaling bewegen
A
middenrif
B
ribben en borstbeen

Slide 19 - Quiz

Samenstelling lucht       

koolstofdioxide 

waterdamp

zuurstof
ingeademde lucht
uitgeademde lucht
weinig
weinig
weinig
veel
veel
veel

Slide 20 - Drag question

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde
Lucht stroomt je longen in
Je borstholte en longen worden groter
Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen
Luchtdruk in je longen neemt af
Ribben kantelen omhoog en middenrif wordt plat

Slide 21 - Drag question

Bij deze aandoening krijg je last van aanvallen
A
COPD
B
Astma
C
Hooikoorts

Slide 22 - Quiz

Welke spieren zijn er betrokken bij de borstademhaling
A
middenrifspieren
B
tussenribspieren
C
middenrifspieren en tussenribspieren
D
geen van deze spieren

Slide 23 - Quiz

Je hebt twee soorten ademhaling, borst- en buikademhaling. Bij welke ademhaling speelt de middenrif een grote rol?
A
Borstademhaling
B
Buikademhaling

Slide 24 - Quiz

Als je ademt vindt er gaswisseling plaats in de longen. Hierbij gaat er                  in de rode bloedcellen en                 vanuit die rode bloedcellen de longblaasjes in. 

Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt bevat                  zuurstof en        koolstofdioxide en heet dus                 bloed. 

Bloed dat van de longblaadjes wegstroomt, bevat                  zuurstof en      koolstofdioxide en heet dus                 bloed. 
 Ademhalen
Veel
Veel
Weinig
Weinig
Zuurstofrijk
Zuurstofarm
Zuurstof
Koolstofdioxide

Slide 25 - Drag question

hiermee wordt tijdens het slikken de neusholte afgesloten
A
Huig
B
Strotteklepje
C
Kringspier
D
Tong

Slide 26 - Quiz

Het middenrif beweegt omhoog:
- wordt de borstholte groter of kleiner?
- heeft dit in- of uitademing tot gevolg?
A
groter inademing
B
groter uitademing
C
kleiner inademing
D
kleiner uitademing

Slide 27 - Quiz

In welke richting bewegen de ribben, het borstbeen en het middenrif bij een normale inademing?
A
Ribben en borstbeen omhoog en naar voren. Middenrif omhoog.
B
Ribben en borstbeen omhoog en naar voren. Middenrif omlaag.
C
Ribben en borstbeen omlaag. Middenrif omhoog.
D
Ribben en borstbeen omlaag. Middenrif omlaag.

Slide 28 - Quiz

In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 29 - Quiz

Bij dit dier vindt gaswisseling via de kieuwen(dolfijnsoort)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Hoe heten de openingen in het achterlijf van een insect
A
Stigma's
B
Tracheeën
C
Kieuwen
D
Longen

Slide 31 - Quiz

waardoor gaan de vissen dood?
A
er zit teveel zuurstof in het koude water
B
er zit te weinig zuurstof in het koude water
C
er zit teveel zuurstof in het warme water
D
er zit te weinig zuurstof in het warme water

Slide 32 - Quiz

Een wesp maakt vaak bewegingen met zijn achterlijf, waarom maakt hij deze bewegingen.
A
Om dat hij ADHD heeft
B
Omdat hij zo zijn vijanden op afstand houdt
C
Omdat hij jeuk heeft
D
Om adem te halen

Slide 33 - Quiz

Bij dit dier vindt gaswisseling via de kieuwen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

Een pad heeft longen, via welk ander orgaan vindt bij een pad ook gaswisseling plaats.
A
Via de mond
B
Via de staart
C
Via de huid
D
Via de ogen

Slide 35 - Quiz