2.1 Elektrische stroom

2.1 Elektrische stroom
Lesdoel; De regels voor de stroomsterkte bij een serie en parallelschakeling kunnen uitleggen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

2.1 Elektrische stroom
Lesdoel; De regels voor de stroomsterkte bij een serie en parallelschakeling kunnen uitleggen.

Slide 1 - Slide

Voorkennis
Bespreek met je buur wat je nog weet van vorig jaar over het practicum van de serieschakeling.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

C.v. installatie als model voor de stroomkring

-Spanningsbron; brander (geeft energie mee)
-Stroom; het water (transporteert energie)
-Schakelaar; radiator knop (onderbreekt de kring).
-Lampje; de radiator (hier wordt de energie afgegeven)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Plus voeding op plus (anders wijzer verkeerde kant op)
Grootste bereik eerst (anders slaat de wijzer mogelijk te ver uit. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Stroomsterkte

Symbool; I
Eenheid; ampère (A)

Spanning

Symbool; U
Eenheid; Volt (V)

Slide 10 - Slide

1 A = 1000 mA
1 mA = 0,001 A

Slide 11 - Slide

De stroomsterkte in een serieschakeling
.
Er wordt geen stroom verbruikt door de lampjes.
De stroomsterkte is overal gelijk

Slide 12 - Slide

De stroomsterkte in een parallelschakeling
It = I1 + I2 + I3
Om de totale stroom te krijgen mag je
alle stromen optellen.

Slide 13 - Slide

Toepassingen serie schakelingen; kerslampjes,
batterijen bij speelgoed, ampèremeter.

Toepassingen parallelschakelingen: lampen in het lokaal, stopcontacten, groepen in de meterkast.


Slide 14 - Slide

Belang van het lesdoel
Je practica serie/parallel goed uitvoeren.
Een hoger cijfer voor je proefwerk.
Begrijpen waarom er meerdere lampen/apparaten uitvallen.

Slide 15 - Slide

Controle lesdoel
1 Teken op je wisbordje een serieschakeling van twee lampjes en leg je buur uit wat met de stroomsterkte aan de hand is.

2 Zelfde vraag voor parallel.

Slide 16 - Slide

Controle lesdoel
3 Noem drie dingen waar je op moet letten als je de ampèremeter aansluit.

4 Reken om   50 mA = ......A

Slide 17 - Slide

5 Lees de waarde af en noteer deze.

Slide 18 - Slide