Voegwoord

Voegwoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Introduction

Les over zinnen en zinsstructuur.

Items in this lesson

Voegwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen en woordgroepen aan elkaar plakken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden: verbinden zinnen en/of woordgroepen aan elkaar
Ik wil friet en ijs.
Ik ga met de trein of met de auto.
Je hebt verschillende alcoholvrije dranken zoals: koffie, thee, water en sap.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de winkel.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daarover op zijn website.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Benoem de zinnen (hoofdzin/bijzin)
1. Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar dit was de grootste.

2. Rioolbuizen liggen vrij diep in de grond, want ze moeten een beetje aflopen.

3. Mensen lachen vooral omdat ze aardig willen doen tegen anderen.

4. Wetenschappers denken dat helium en waterstof uit de atmosfeer zijn verdwenen, doordat deze gassen erg licht zijn.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevenschikkende (ns) zinnen zijn, of onderschikkende (os) zinnen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikking

- Hoofdzin + hoofdzin


- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- Hoofdzin + bijzin
- Bijzin + hoofdzin

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
1. Joris loopt altijd naar school, terwijl hij een elektrische fiets in de schuur heeft staan.

2. Omdat Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.

3. Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Groen = hoofdzin
Rood = bijzin

Terwijl, omdat en en zijn niet benoemd -> dit zijn voegwoorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Nevenschikkende voegwoorden (ns.vw)
-> 2 hoofdzinnen


  • en
  • maar
  • want 
  • of
  • dus
Onderschikkende voegwoorden (os.vw)
-> hoofdzin/bijzin


  • aangezien
  • als
  • dat
  • doordat
  • terwijl
  • toen
  • omdat

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Oefenen/ Panora havo 2
Opdracht: Benoem het voegwoord.

1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Oefenen/ Panora havo 2
Opdracht: Benoem het voegwoord.

1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Opdracht: Benoem de zin (HZ/BZ) + schrijf het voegwoord op en zet erboven of het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord is. 

1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Opdracht: Benoem de zin (HZ/BZ) + schrijf het voegwoord op en zet erboven of het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord is. 
1. Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was

 uitgegleden op de trap.

2. Aangezien Joppe een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij

 zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

3. Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar

 daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 16 - Slide

1. hoofdzin - bijzin. VW = omdat = onderschikkend

2.