Blok 4 - Grammatica - les 2

Blok 4 - Grammatica - les 2
Woordsoorten
ww, znw, bnw, lw, vz
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Blok 4 - Grammatica - les 2
Woordsoorten
ww, znw, bnw, lw, vz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe zat het ook alweer?
4
Bij Grammatica zijn er twee takken van sport:
  • Zinsontleding (redekundig ontleden)
  • Woordsoortbenoeming (taalkundig ontleden)
Wat is het verschil?

Slide 2 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Startopdracht - wat weet je nog? - opdracht 7
4

Slide 3 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Kunnen 
  • Je weet wat het verschil is tussen zinsontleding en woordsoortbenoeming..
  • Je kent (al) de volgende woordsoorten: ww, znw, bnw, lw, vz.
  • Je weet wat de volgende woordsoorten zijn: persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord,
Je kunt de volgende woordsoorten benoemen:
  • pers. vnw
  • bez. vnw
  • ww
  • znw
  • bnw
  • lw
  • vz
Weten 
4

Slide 4 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Voornaamwoorden
4
Voornaamwoorden verwijzen naar personen, dieren of zaken.
In dit Blok worden er twee behandeld:
  1. Persoonlijk voornaamwoord
  2. Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

             Persoonlijk voornaamwoorden     
4
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of zaken.
Tip:
Weet je niet zeker of iets een persoonlijk voornaamwoord is? 
  • Vervang het woord dan door een naam.
  • Kun je het niet vervangen door een naam? Dan is het geen persoonlijk voornaamwoord.

Slide 6 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

             Persoonlijk voornaamwoorden   
4
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of zaken.

Slide 7 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

            Let op!   
4
  • Het is alleen een pers. vnw als het een apart zinsdeel is. Als het een deel van een zinsdeel is, is het een lidwoord. 
Voorbeeld
Het is opgeknapt.                         Het = persoonlijk voornaamwoord
Het weer is opgeknapt.               Het = lidwoord

Oefenen
Het je het gezien?
Heb je het ongeluk gezien
1 van 3

Slide 8 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

            Let op!   
4
  • Hun gebruik je alleen als meewerkende voorwerp en nooit als onderwerp of lijdend voorwerp.
Voorbeeld
  • Hun hebben het gedaan. 
  • Zij hebben het gedaan.
2 van 3

Slide 9 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

            Let op!   
4
  • Hen gebruik je je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
3 van 3

Slide 10 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zelfstandig werken - pers. vnw
4
Lees
4.7 Persoonlijk voornaamwoord (blz. 171+172)
Maak
Opdracht 9
Hoe
In je schrift, werk netjes
Alleen en in stilte
Tijd
5 minuten
Eerder klaar?
Maak opdracht 11
Resultaat
Klassikaal bespreken opdracht 9 na 5 minuten.
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Bezittelijk voornaamwoord
4
  1. Bijvoeglijk gebruikt
  2. Zelfstandig gebruikt
voorbeeld
  1. Mijn telefoon is zoek.
  2. Mag ik de jouwe?

Slide 12 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zelfstandig werken
4
Lees
4.8 Bezittelijk voornaamwoord (blz. 173-174)
Maak
Opdracht 11, 12
Hoe
In je schrift, werk netjes
Alleen en in stilte
Tijd
15 minuten
Eerder klaar?
Lukt het je om opdracht 13 te maken?
Resultaat
Klassikaal bespreken opdracht 11+12
timer
15:00

Slide 13 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

            Lesdoel gehaald?  
4

Slide 14 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.