1.5 Krachten overbrengen

1 / 21
next
Slide 1: Video
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Hoofdstuk 1: Krachten

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Terugblik op vorige les
  • Paragraaf 1.5
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Slide

Sleep de onderdelen van de hefboom naar de beste plek.
Draaipunt
Lange arm

Slide 4 - Drag question






               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 
A
Hefboom A
B
Hefboom B
C
Hefboom C
D
geen van alle

Slide 5 - Quiz

Is de hefboom in evenwicht?

F1×l1=F2×l2
F1×l1=F2×l2
Fl×rl=Fr×rr
A
De hefboom is in evenwicht.
B
De hefboom is niet in evenwicht.

Slide 6 - Quiz


A
De hefboom is in evenwicht
B
De hefboom is NIET in evenwicht

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen
De leerlingen kunnen uitleggen hoe katrollen kunnen bijdragen aan het verlichten van de te leveren kracht.
De leerlingen kennen het principe van katrollen.
De leerlingen kunnen de arbeid uitrekenen.
De leerlingen kunnen de regels die gelden bij werktuigen toepassen. 



Slide 8 - Slide

Paragraaf 1.5
Krachten kunnen we dus vergroten en overbrengen met hefbomen, maar we kunnen daar ook katrollen voor gebruiken. Daarbij spelen 2 dingen.  De kracht die je moet leveren en de afstand waarover je die kracht moet leveren. 

Een kist van 100 kg 1 m omhoog tillen is makkelijker dan 9 m omhoog tillen. 

Slide 9 - Slide

Paragraaf 1.5
Die combinatie van kracht en afstand noemen we arbeid. Kracht  (F) meten we in Newton (N), afstand (s) in meters (m) en de arbeid (W) wordt dan gegeven in Newtonmeter (Nm)


Voorbeeld: een kist van 900 N 4 meter omhoog tillen kost dus:
900 N x 4 m = 3600 Nm aan arbeid
W=Fs

Slide 10 - Slide

Paragraaf 1.5
Bij 1 vaste katrol (deze katrol hangt vast aan het plafond) veranderd alleen de richting van de kracht. Dat maakt het soms makkelijker om de kracht te leveren, maar kost niet minder kracht.

Slide 11 - Slide

Paragraaf 1.5
Als je meer katrollen hebt, ga je kijken naar hoe de kracht verdeeld is over de touwen. 

Slide 12 - Slide

met een vast katrol kan je nooit meer tillen dan je eigen gewicht.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Peter heeft een grote tuinparasol. Voor het opentrekken zit er een takel in de parasol.
De takel bestaat uit een losse en een vaste katrol.

Je ziet een afbeelding met de katrollen.
Geef van elke katrol aan of het een losse of vaste katrol is.
A
Katrol 1 vast Katrol 2 los
B
Katrol 1 vast Katrol 2 vast
C
Katrol 1 los Katrol 2 vast
D
Katrol 1 los Katrol 2 los

Slide 14 - Quiz

Welke zin is niet waar over een vaste katrol?
A
Een vaste katrol zit meestal vast aan een muur of plafond.
B
Een vaste katrol verkleint de kracht om iets op te tillen.
C
Een takel kan meerdere vaste katrollen hebben.

Slide 15 - Quiz

De arbeid bij gebruik van een losse katrol neemt
A
Toe
B
Af
C
Blijft gelijk

Slide 16 - Quiz

Een man wil een zak veren van 60 kilo tillen door middel van een vast katrol, de man is zelf 58 kilo. Lukt het hem om de zak veren op te tillen met een vast katrol?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste woorden in:
Tijdens het ophijsen van een voorwerp verricht je ............................
Een losse katrol ............................ de benodigde kracht maar ............................ de afstand waarover het voorwerp word verplaatst.
De richting wordt hier ............................ veranderd.
Een vaste katrol ............................ de benodigde kracht en ............................ de afstand waarover het voorwerp wordt verplaatst. De richting wordt hier ............................ veranderd.
Arbeid
Halveert
verdubbelt
wel
Niet
Behoudt
Behoudt

Slide 18 - Drag question

4. Hieronder staan zinnen over katrollen en takels. Markeer de juiste antwoorden.
Goed
Fout
Hijsen met katrollen gaat gemakkelijker dan tillen.
Bij een vaste katrol verandert de richting van de kracht.
Bij een losse katrol heb je evenveel kracht nodig als bij een vaste katrol.
Een takel is een combinatie van twee of meer losse katrollen.
Bij een takel verandert de richting van de kracht en hoef je minder kracht te gebruiken.
Als je kracht spaart, moet je wel meer touw innemen.
Bij twee katrollen heb je twee keer zo weinig touw nodig.

Slide 19 - Drag question

Paragraaf 1.5
 Leg in elk van de volgende situaties welke massa nodig is om alles in evenwicht te houden. Ga er hierbij vanuit dat de grootte van de spankracht in ieder touw constant is over de hele lengte. Verwaarloos hierbij de wrijving en de massa van de katrollen en touwen zelf.

Slide 20 - Slide

Zelfstandig aan de slag
H3: 
Lees blz 34, 35                  Maak: 45 t/m 49

A3: 
Lees blz 39-40(tot arbeid blijft constant) Maak: 52 t/m 57

Ben je klaar? Bekijk paragraaf 4 nog eens. Of maak een samenvatting van paragraaf 4


timer
8:00

Slide 21 - Slide