Lesson 6. 17/5

What are we going to do today?
- Grammar revision 
- Grammar I + ex 57 tm 60. 
- Afsluiting 

Lesson goal: at the end of the class you can correctly use the grammar in 3 sentences 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Grammar revision 
- Grammar I + ex 57 tm 60. 
- Afsluiting 

Lesson goal: at the end of the class you can correctly use the grammar in 3 sentences 

Slide 1 - Slide

Possessive (bezit aangeven)
Je gebruikt de possessive om aan te geven dat twee dingen bij elkaar horen.
Bij mensen en dieren in het enkelvoud gebruik je 's ook als ze zelf eindigen op 's.

James's PS5 arrived today.  --> Afkorting van: James his PS5
The boy's cat is sleeping. --> Afkorting van: The boy his cat 

Slide 2 - Slide

Possessive (bezit aangeven)
Bij mensen en dieren in het meervoud gebruik je 's als het niet op -s eindigt en alleen de ' als het wel eindigt op -s. 

The children's rooms are small.
The giraffes' necks are long.
The elephants' ears are big. 

Je gebruikt 'of' bij dingen: The corner of the street. 

Slide 3 - Slide

Much en many
Much en many zijn quantifiers (tel woorden) 

Much en many betekenen beide 'veel'. Je gebruikt many bij woorden van dingen die je kunt tellen. 
I have many shoes. 

Je gebruikt much bij woorden van dingen die je niet kunt tellen. 
How much water is in the ocean? 

Slide 4 - Slide

My two cats...... toys are pink.
A
cats'
B
cats's

Slide 5 - Quiz

There are ..... fish in the sea.
A
much
B
many

Slide 6 - Quiz

There isn't ...... food left.
A
much
B
many

Slide 7 - Quiz

Present Simple & Present Continuous
Bij de tegenwoordige tijd heb je in het Engels keuze uit twee tijden: de present simple (tegenwoordige tijd) en de present continuous (duurvorm).


Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig (niet) gebeuren. Bij gewoontes en dingen die regelmatig gebeuren gebruik je vaak woorden als usually, often, always, never, sometimes. Vaak staan deze woorden vooraan in de zin.

Slide 8 - Slide

Je gebruikt de present continuous als je wilt zeggen dat iets nu aan de gang is. Je gebruikt am/are/is gevolgd door het werkwoord + -ing.

I am walking. - Ik ben aan het lopen (zo vertaal je de zin) 

Vaak gebruik je woorden als now, right now, at the moment bij iets wat nu aan de gang is. Je kunt present continuous ook gebruiken als je je ergert aan iets. Dan gebruik je vaak woorden als always, still, again.

Slide 9 - Slide

Do: 
Exercise 57 tm 60 

Slide 10 - Slide

What did you learn
today?

Slide 11 - Mind map