Herhaling les 40 t/m 44

Herhaling
Les 40 t/m 44


1 / 29
next
Slide 1: Slide
EHBOVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling
Les 40 t/m 44


Slide 1 - Slide

Welke belangrijke stoffen heeft je lichaam, nodig om te kunnen functioneren?
A
vetten en brandstoffen
B
brandstoffen en vitamines
C
bouwstoffen en brandstoffen
D
bouwstoffen en koolhydraten

Slide 2 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

voedingsstoffen om te ​
groeien en ​om het lichaam te herstellen ​na slijtage​


A
bouwstoffen
B
brandstoffen

Slide 3 - Quiz

Kies het juiste antwoord:

voedingsstoffen die energie​geven om te ​bewegen​
A
bouwstoffen
B
brandstoffen

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de functies van de spijsvertering?
A
voedsel kleiner maken, voedsel fijn malen, voedsel oplosbaar maken
B
voedsel fijn malen, voedsel oplosbaar maken
C
voedsel kleiner maken, voedsel oplosbaar maken
D
voedsel kleiner maken, voedsel fijn malen

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je alle organen van de spijsvertering samen?

Slide 6 - Open question

Wat is de functie van de dikke darm?
A
maalt voedsel klein
B
haalt water uit afvalstoffen
C
slaat afvalstoffen op
D
voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van de dunne darm?
A
maalt voedsel klein
B
haalt water uit afvalstoffen
C
slaat afvalstoffen op
D
voedingsstoffen worden in het bloed opgenomen

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het orgaan waar de afvalstoffen het lichaam verlaten?
A
endeldarm
B
maag
C
slokdarm
D
anus

Slide 9 - Quiz

Heeft een slachtoffer met een bloedneus pijn?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Hoe laat je een slachtoffer zitten?
A
met het hoofd voorover
B
met het hoofd achterover

Slide 11 - Quiz

Waar moet je de neus dichtknijpen?
A
boven het neusbot
B
op het neusbot
C
onder het neusbot

Slide 12 - Quiz

Wat zie je bij een uitgeslagen tand?

Slide 13 - Open question

Waar doe je de uitgeslagen tand in?

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
melk
B
water
C
(eigen) speeksel

Slide 14 - Quiz

Bij welk gedeelte van de tand pak je de tand of kies vast?
A
kroon
B
wortels

Slide 15 - Quiz

Wat is de volgende stap wanneer je de tand/kies hebt bewaard op een veilige plek?
A
laat het slachtoffer naar huis gaan
B
laat het slachtoffer een uur zitten
C
ga zo snel mogelijk naar de tandarts
D
ga naar de huisarts

Slide 16 - Quiz

Wat zie je bij een splinter?

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
het slachtoffer heeft pijn
B
in de huid zit een splinter
C
de huid rond de splinter is rood
D
het wondje van de splinter is ontstoken

Slide 17 - Quiz

Met welk materiaal verwijder je een splinter?
A
pincet
B
tekentang
C
schaar
D
verbandschaar

Slide 18 - Quiz

Van welke materialen kun je een splinter krijgen?

Slide 19 - Open question

Welke soort splinter kan uiteen vallen in kleine stukjes?
A
hout
B
metaal
C
glas

Slide 20 - Quiz

Naar welke kant trek je de splinter eruit?
A
in de richting waarin de splinter wijst
B
in tegengestelde richting waarin de splinter wijst

Slide 21 - Quiz

Wat zie je bij een insectenbeet?
A
witte plek rondom de beet
B
slachtoffer heeft pijn
C
kriebel / jeuk rondom de beet
D
de huid is rood en opgezwollen

Slide 22 - Quiz

Wanneer moet je naar de huisarts bij een beet van een insect?

Slide 23 - Open question

Heeft een slachtoffer pijn bij een vuiltje in het oog?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Hoe kun je het beste een vuiltje in het oog bekijken?

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
trek met duim en wijsvinger​ de oogleden uit elkaar​
B
laat het slachtoffer staan
C
zorg dat je voldoende licht hebt
D
laat het slachtoffer zitten

Slide 25 - Quiz

Welk deel van het oog mag je wel aanraken?
A
het oogwit
B
lens
C
iris

Slide 26 - Quiz

Wat moet je doen wanneer het vuiltje op het gekleurde deel van het oog zit?
A
niets
B
naar de huisarts gaan
C
laten knipperen met de ogen
D
naar de 1e hulp gaan

Slide 27 - Quiz

Wat moet je doen bij een voorwerp in de neus of het oor?
A
naar de huisarts
B
naar de 1e hulp
C
niets

Slide 28 - Quiz

1
2
3
4
5
let op gevaar
Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert.
Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
Zorg voor professionele hulp.
Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.

Slide 29 - Drag question