11.4 - Je lijkt op... T2

Hoofdstuk 11 - Voortplanting
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 11 - Voortplanting

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 11 - Voortplanting
11.1 - Man en vrouw
11.2 - Bevruchting
11.3 - Zwangerschap
11.4 - Je lijkt op...

Slide 2 - Slide

11.4 - Je lijkt op...

Slide 3 - Slide

11.3 - Zwanger
Herhaling

Slide 4 - Slide

We noemen een ongeboren kind een foetus...
A
Van week 20 tot de geboorte
B
Van week 1 tot 12
C
Van week 12 tot geboorte

Slide 5 - Quiz

Wat is een andere naam voor placenta?
A
Embryo
B
Moederkoek
C
Foetus
D
Navelstreng

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van de placenta?
A
Voedingsstoffen en zuurstof naar de baby
B
Afvalstoffen vanaf de baby naar de moeder
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Beide antwoorden zijn onjuist

Slide 7 - Quiz

Wanneer is de kans op een miskraam het grootst?
A
na 12 weken
B
voor 12 weken
C
voor 20 weken
D
na 22 weken

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 9 - Quiz

11.4 - Je lijkt op...

Slide 10 - Slide

Doelen van de paragraaf
Je weet waar jouw 'bouwplan' te vinden is
Je weet waardoor je eigenschappen van je ouders krijgt
Je weet hoe je geslachts wordt bepaald
Je weet het verschil tussen erfelijke eigenschappen en niet-erfelijke eigenschappen
Je weet hoe aangeboren aandoeningen ontstaan en worden ontdekt voor de geboorte

Slide 11 - Slide

Jouw bouwplan
Mens: 46 chromosomen (23 x 2)
'draden' met bandjes in celkern met alle informatie over jouw eigenschappen

Slide 12 - Slide

Je lijkt op...
Zaadcellen en eicellen bevatten informatie van vader en moeder
Elke zaadcel en eicel: 23 chromosomen
Komen bij elkaar tot 46 chromosomen na bevruchting

Slide 13 - Slide

hoeveel chromosomen zitten er in:

a. een zaadcel van een mens

b. een levercel van een muis

c. een cel in een aardappel

d. een stuifmeelkorrel 
van de zwarte moerbei
Soort
Aantal Chromosomen
in lichaamscel
fruitvlieg
8
mais
20
muis
40
mens
46
aardappel
48
cavia
64
zwarte moerbei
308

Slide 14 - Slide

Jongen
Meisje

Slide 15 - Slide

Erfelijk of niet
Erfelijke eigenschappen - geërfd van je ouder
Aanleg + oefenen = goed worden in iets

Niet-erfelijke eigenschappen - niet geërfd van ouders (zoals een litteken)

Slide 16 - Slide

Aangeboren aandoeningen
Ziekte of aandoening geërfd van ouders
voorbeeld: syndroom van Down
47 chromosomen ipv 46

Oudere moeder = grotere kans

Slide 17 - Slide

Aangeboren aandoeningen
Test op syndroom van Down:
Cellen van foetus nodig voor test
Vruchtwaterpunctie - Vruchtwater uit baarmoeder gezogen 
Vlokkentest - Cellen uit placenta opgezogen

Slide 18 - Slide

Vragen

Slide 19 - Slide

Hoeveel chromosomen zitten in jouw lichaamscellen?
A
48
B
46
C
23
D
1

Slide 20 - Quiz

Een eicel en een zaadcel van een mens...
A
Bevatten verschillende hoeveelheid chromosomen
B
Bevatten dezelfde hoeveelheid chromosomen
C
Bevatten chromosomen voor verschillende eigenschappen

Slide 21 - Quiz

Dit een een chromosomenkaart van...
A
Een man
B
Een vrouw
C
Zowel een man als een vrouw
D
Dat is niet te zien

Slide 22 - Quiz

Hoe is de eigenschap bepaald?
Alleen door erfelijke aanleg
Alleen door de omgeving
Door aanleg EN de omgeving
een wipneus
stijl haar vanaf de geboorte
een piercing 
behaarde armen
een litteken
Wibi kan goed piano spelen
eelt op je handen door hard werken
blauwe ogen
Messi is een goede voetballer

Slide 23 - Drag question

Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel

Slide 24 - Drag question

Met welke methode kan een dokter onderzoeken of een ongeboren kindje syndroom van Down heeft?
A
Vlokkentest
B
Vruchtwaterpunctie
C
Beide methoden
D
Beide methoden niet

Slide 25 - Quiz

Aan het werk
Maken: 11.4, opdracht 3 tot en met 21 (Dus inclusief blauwe ster vragen!! Ook toetsstof)
Leren: 11.1-11.3

Slide 26 - Slide