H2-C1-§4 feit,mening,argument

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les=telwoorden
Tien minuten stil lezen
Indien opdrachten gemaakt, nakijken
Start nieuw onderwerp


Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Chromebook in de tas, lees en werkboek op tafel

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les leer je hoe je feiten, meningen en argumenten in een tekst kunt onderscheiden.






Slide 4 - Slide

In construct- Cursus 1-§ 4 Lezen
Feiten, meningen en argumenten
Een feit is iets wat waar is en wat je kunt controleren. Wat gezegd wordt, klopt met de werkelijkheid. 

Je kunt het waarnemen: zien, horen of lezen.
Voorbeelden van controleerbare feiten:
Daar loopt een man met een hond.
Er vliegt een straaljager over.
Op dat gebouw staat de naam van het bedrijf.




Slide 5 - Slide

In construct- Cursus 1-§ 4 Lezen
Een mening is wat jij persoonlijk van iets of iemand vindt. Dat hoeft niet waar te zijn: iemand anders kan er heel anders over denken. Je kunt het daarmee dus eens of oneens zijn. Een ander woord voor mening is standpunt.

Bijvoorbeeld:
Ik ben van mening dat we minder met het vliegtuig moeten reizen.
Ik vind dat jongeren meer moeten worden betrokken bij beslissingen van het kabinet.

Slide 6 - Slide

In construct- Cursus 1-§ 4 Lezen
Een mening of standpunt kun je herkennen aan signaalwoorden zoals ik vind, ik denk, volgens mij, naar mijn mening.



Om je mening of standpunt te onderbouwen, gebruik je een argument om de ander te overtuigen. 

Een argument is de reden waarmee je aangeeft waarom je dat vindt. 
Een argument begint dan met een signaalwoord, zoals want, omdat, namelijk, immers.





Slide 7 - Slide

In construct- Cursus 1-§ 4 Lezen
Bijvoorbeeld:
Ik ben van mening dat we minder met het vliegtuig moeten reizen (= mening), want een vliegreis belast het milieu maar liefst zeven tot elf keer zo veel als dezelfde reis met de trein (= argument).

Het onderscheid tussen een mening/standpunt en een feit is belangrijk. Je moet kunnen beoordelen of een uitspraak (mening/standpunt) controleerbaar en dus betrouwbaar is.

Slide 8 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten. 

Maken weektaak:

Cursus 1>§4

Alleen opdr.  1 t/m 8
blz.26 t/m 31



Slide 12 - Slide

H2-C1-§4 feit,mening,argument

Slide 13 - Slide