1.3 Zenuwstelsel

Basisstof 3: 
Het zenuwstelsel
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Basisstof 3: 
Het zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de bouw en signaalverwerking van verschillende typen neuronen beschrijven.
  2. Je kunt de bouw, functies en werking van het zenuwstelsel beschrijven.

Slide 2 - Slide

Centrale zenuwstelsel

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit  de hersenen en de ruggenmerg


Slide 3 - Slide

Perifeer zenuwstelsel
Zenuwen vanuit het ruggemerg.
Deze verbinden het hele lichaam aan het centraal zenuwstelsel.

Slide 4 - Slide

Perifeer zenuwstelsel

Slide 5 - Slide

Animaal en autonoom zenuwstelsel 
Bewuste reacties door animale zenuwstelsel
(maar ook reflexen).

Onbewuste processen door autonoom zenuwstelsel.
(werking van organen)

Slide 6 - Slide

Autonoom zenuwstelsel

Animaal zenuwstelsel
Doelwitweefsels
Gladde spieren, klieren en hartspier
Doelwitweefsels
Dwarsgestreepte spieren

Slide 7 - Slide

Prikkels en impulsen

            Prikkel


            Impuls

Slide 8 - Slide

Begrippen
  • Zintuigcellen noemen we een receptoren: ontvangen prikkel uit milieu en zetten die om in een impuls

  • Zenuwcellen noemen we conductoren: geleiden impulsen

  • Spieren en klieren noemen we effectoren: reageren op de impuls

Slide 9 - Slide

Soorten neuronen
a = sensorisch neuron
b = schakelneuron
c = motorisch neuron

1 = zintuigcellen
2 = spiercellen

Slide 10 - Slide

Onderdelen van neuronen
  • Cellichaam: met celkern

  • Dendriet: uitloper die impulsen ontvangt

  • Axon (neuriet): uitloper die impulsen van het cellichaam af leidt

Slide 11 - Slide

Myelineschede
  • Cellen van Schwann = onderdeel van myelineschede
  • stevigheid zenuwweefsel, beschermen en voeden neuronen, handhaven homeostase weefselvloeistof 
  • Versnellen impulssnelheid
BiNaS 88A

Slide 12 - Slide

Cellulaire plasticiteit
myelinisatie: aanmaak myelineschede rondom uitlopers: impulsoverdracht gaat veel sneller. Synaptogenese is daarna niet meer mogelijk.

Slide 13 - Slide

Gliacellen
Gliacellen = ondersteunende cellen 
   1011 neuronen +1012 gliacellen

  • cellen van Schwann
  • astrocyten (bloed hersen barriere)

Slide 14 - Slide

Van sensor tot effector

Slide 15 - Slide

Impulsoverdracht
De impulsoverdracht van zenuwcel naar zenuw-, spier- of kliercel gebeurt met neurotransmitters.

Deze neurotransmitters worden losgelaten in de synaptische spleet waarna zij zich binden aan receptoren van de doelwitcel en daar de Na+ kanalen open gaan.

Slide 16 - Slide

In de hersenen ligt de grijze stof aan de buitenkant, witte stof binnenin.
In het ruggenmerg ligt de grijze stof binnenin en de witte stof aan de buitenkant.

Slide 17 - Slide

Grijze en witte stof
Witte stof: 
Uitlopers (isolerend laagje zorgt voor witte kleur)

Grijze stof: 

Schakelcellen en cellichaam bewegingscellen


Slide 18 - Slide

Spinale ganglia
Aan de rugzijde (dorsaal) komen de
sensorische neuronen binnen. De celkernen ervan liggen nog buiten
het ruggenmerg in de spinale ganglia (ev: ganglion).
= verdikking van sensorische zenuw)

Slide 19 - Slide