Bijvoeglijk naamwoorden

Lezen + HW-check
HW-check: opdracht 1 t/m 3 (blz. 244)

timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen + HW-check
HW-check: opdracht 1 t/m 3 (blz. 244)

timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

§2 Spelling: bijvoeglijke naamwoorden


Voorkennis?
- Wat zijn zelfstandig naamwoorden?


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

- Je weet wat bijvoeglijk naamwoorden zijn
- Je weet bijvoeglijk naamwoorden te herkennen.
 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord

  • Het spannende boek.
  • Het grote huis.
  • De ronde tafel.
  • Het kartonnen bakje

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord

Staat soms ook achter het zelfstandig naamwoord

  • de schitterende film
  • de film is schitterend


  • het spannende boek
  • het boek is spannend

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
-Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord -> een mooie doos

-Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is: het is een kartonnen doos


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.


Deze bijvoeglijke naamwoorden kennen maar 1 vorm en eindigt meestal op -en:

  • de zilveren ring
  • de gouden medaille
  • het stenen muurtje


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Het spellen van bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en een lange vorm: mooi -> mooie, dom -> domme.

Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord.
- Soms hoef je er alleen een e achter het woord te zetten: mooi --> mooie
- Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen: fris -> frisse. 
- Soms moet je een a, e, o, of u  weghalen: rood -> rode, groot -> grote.
- Soms moet je een f veranderen in een v: lief -> lieve
- Soms moet je een s veranderen in een z: grijs -> grijze
- Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema. Zo voorkom je dat woorden verkeerd uitgesproken worden; officieel -> officle.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Noteer de lange klank van de bijvoeglijke naamwoorden
1. Braaf -> 
2. Dwaas -> 
3. Negatief -> 
4. Werkloos ->
5. Vlot ->
6. Financieel ->

Slide 10 - Slide

1. brave
2. dwaze
3. negatieve
4. werkloze
5. vlotte
6. financiële
Noteer de bijvoeglijke naamwoorden
1. De rode auto staat in de straat.
2. De grappige man loopt in de supermarkt.
3. De mooie bloemen heb ik gekocht bij het kleine bloemenkraampje.
4. Mijn gouden ring heb ik gister weer gevonden.
5. Het lieve kind heeft bruin haar en blauwe ogen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
§2 spelling: bijvoeglijke naamwoorden
Opdracht 1, 2, 4 + 5 (blz. 246-247)


Slide 12 - Slide

This item has no instructions