Ik heb hem al drie keer gevraagd of hij wat wil drinken, maar hij ... (antwoorden) maar niet.
A
antwoord
B
antwoordt
C
antwoorde
D
antwoor
Slide 13 - Quiz
Nadat hij de bus had gemist, ... (haasten) hij zich naar de metro.
A
haast
B
haaste
C
haastte
D
haas
Slide 14 - Quiz
... (wenden) u zich alstublieft tot de administratieve afdeling van ons bedrijf, want ik kan u niet helpen.
A
wend
B
wendt
C
wen
D
wendde
Slide 15 - Quiz
Onze docent scheikunde ... (beweren) in vroeger tijden regelmatig dat hij in het weekend nooit een druppel alcohol ... (nuttigen).
A
beweer, nuttig
B
beweert, nuttigt
C
beweerde, nuttigde
D
beweert, nuttigde
Slide 16 - Quiz
... (worden) nu eens verstandig en ... (bereiden) je toetsen voor!
A
word, bereid
B
wordt, bereidt
C
word, bereidt
D
word, bereiden
Slide 17 - Quiz
... (bevreemden) het je niet dat er sinds de aanstelling van Van Vleuten geld ... (worden) ontvreemd uit de kassa?
A
bevreemd, word
B
bevreemd, wordt
C
bevreemdt, wordt
D
bevreemdt, worden
Slide 18 - Quiz
Het ... (verbazen) me dat ik iedere dag moet ... (uitweiden) over het feit dat ik mijn koffie zwart drink.
A
verbaast, uitweidt
B
verbaasd, uitweiden
C
verbaasd, uitweidt
D
verbaast, uitweiden
Slide 19 - Quiz
Gisteren ... (braden) moeder de kippenvleugels, ... (stoven) vader de gehaktballetjes en vandaag ... (versmaden) mijn veganistische broer al die lekkere hapjes.
A
braadde, stoofde, versmaadt
B
braadde, stoofte, versmaadt
C
braadt, stooft, versmaadt
D
braade, stoofte, versmaadde
Slide 20 - Quiz
... (vinden) je ook niet dat we binnenkort eens samen op stap moeten gaan?
A
vind
B
vindt
C
vond
D
vondt
Slide 21 - Quiz
Ze ... (uitnodigen) haar ouders op eerste kerstdag ... en ... (voorbereiden) het klassieke gerecht op kerstavond ... .