This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Programma
Herhaling hoofdstuk 7 met een quiz
Uitleg
Socrative Quiz
Zelfstandig werken-> nakijken met nakijkboekje
Einde les
Slide 1 - Slide
Quiz
Slide 2 - Slide
AGC neemt met een nieuw type brandwerend glas deel aan Architect@Work dat plaatsvindt in Ahoy Rotterdam. AGC verwacht veel vraag naar dit type glas.
A
procesinnovatie
B
productinnovatie
C
basisinnovatie
Slide 3 - Quiz
Tankstations kunnen innoveren naar contactloos betalen en het afrekenen met de mobiele telefoon.
A
procesinnovatie
B
productinnovatie
C
basisinnovatie
Slide 4 - Quiz
De opkomst van robots gaat heel snel. Werknemers aan de onderkant en in het middensegment van de arbeidsmarkt zijn de dupe.
A
kapitaalbesparende procesinnovatie
B
kapitaalbesparende productinnovatie
C
arbeidsbesparende procesinnovatie
D
arbeidsbesparende productinnovatie
Slide 5 - Quiz
Wat is een goed voorbeeld van een basisinnovatie?
A
microchip
B
mobiele telefoon
C
mp3-speler
D
satelliet navigatie
Slide 6 - Quiz
Wat is een goed voorbeeld van een basisinnovatie?
A
microchip
B
mobiele telefoon
C
mp3-speler
D
satelliet navigatie
Slide 7 - Quiz
Paragraaf 7.3 Later is allang begonnen
7.3 Later is allang begonnen
Slide 8 - Slide
Nieuwe problemen
- AOW kosten
- Te weinig beschikbare arbeid
- Kosten gezondheidszorg stijgen
- actueel kosten door coronacrisis
Slide 9 - Slide
Iedereen heeft recht op een AOW- uitkering als de AOW-leeftijd bereikt is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
AOW is gebaseerd op het kapitaaldekkingsstelsel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Zou de vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?
A
Pensioenen
(kapitaaldekkingsstelsel)
B
AOW
(omslagstelsel)
Slide 12 - Quiz
Waar bestaat het inkomen van ouderen uit?
A
kinderen, pensioen en spaargeld
B
pensioen
C
WAO en spaargeld
D
AOW, pensioen en eigen middelen
Slide 13 - Quiz
Leerdoelen 7.4
Je kunt toelichten wanneer de overheid een begrotingstekort heeft en uitleggen hoe als gevolg van een tekort de staatsschuld kan stijgen.
Je kunt uitleggen wanneer een uitgave een structurele uitgave van de overheid is en waarom structurele uitgaven zo belangrijk zijn.
Slide 14 - Slide
Structurele uitgaven
Structuur van de economie
Investeren in de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactoren (kano)
Slide 15 - Slide
Opdracht bij filmpje
Is een hoge staatsschuld erg?
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Opdracht bij filmpje
Is een hoge staatsschuld erg?
Schuldquote 60%
Slide 18 - Slide
Kenmerken van een lineaire lening
- De lening neemt elk jaar met een gelijk bedrag af
- Vast bedrag aan aflossing
- Interest neemt ieder jaar af.
Slide 19 - Slide
Kenmerken annuïteiten lening
Vast bedrag te betalen per maand, de annuiteit
Annuiteit = Aflossing + Interest
Eerst veel interest betalen, weinig aflossing
Later veel aflossing weinig interest
Slide 20 - Slide
Aflossingsschema annuiteïtenlening
Slide 21 - Slide
Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €12.500
A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?
B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?
Slide 22 - Slide
Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €12.500
A: Hoeveel rente betaal je in het eerste jaar?
€250.000 x 0,03 = €7.500
Slide 23 - Slide
Rekenvoorbeeld
Hypotheek: €250.000
Rente percentage: 3%
Jaarlijkse annuïteit: €12.500
B: Hoeveel los je in het eerste jaar af?
€12.500 - €7.500 = €5.000
Slide 24 - Slide
Rekenvoorbeeld
C: Hoeveel is de schuld na het tweede jaar?
Schuld na jaar 1: €250.000 - €5.000 = €245.000
Rente jaar 2: €245.000 x 0,03 = €7.350
Aflossing jaar 2: €12.500 - €7.350 = €5.150
Schuld na jaar 2: €245.000 - €5.150 = €239.850
Slide 25 - Slide
Welke hypotheek is in het begin van de looptijd het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.
Slide 26 - Quiz
Welke opmerking over een annuïteiten hypotheek is waar?
A
Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
B
Je betaalt elke periode evenveel rente.
C
Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
D
Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.
Slide 27 - Quiz
Welke hypotheek is in totaal het goedkoopst?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteiten hypotheek
C
Er zit geen verschil in.
D
Geen idee.
Slide 28 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97
Slide 29 - Quiz
Socrative Quiz
Slide 30 - Slide
Zelfstandig werken
Kijk de opdrachten van hoofdstuk 7 na met het nakijkboekje.
Elo/studiewijzer/Antwoorden hoofdstuk 7.
Maak een samenvatting voor het proefwerk
Slide 31 - Slide
Opdracht bij filmpje
Wat is het verschil tussen een kapitaaldekkingsstelsel en het omslagstelsel?
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Video
Opdracht bij filmpje
Wat is het verschil tussen een kapitaaldekkingsstelsel en het omslagstelsel?
Slide 34 - Slide
Omslagstelsel
* Nu premie afdragen voor de ouderen van nu.
*AOW
Kapitaaldekkingsstelsel
*Nu premie afdragen voor jezelf.
*Pensioenfonds
Slide 35 - Slide
Verschil tussen AOW en pensioen
De AOW (Algemene Ouderdomswet) is een basispensioen van de overheid. Iedereen die in Nederland woont of heeft gewoond en de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft recht op AOW. Daarnaast heb je wellicht via je werkgever nog aanvullend pensioen, ook wel werknemerspensioen, opgebouwd.
Slide 36 - Slide
Hoeveel AOW krijg je??
Slide 37 - Slide
Opdracht bij filmpje
Wat is vergrijzing en wie zijn de babyboomers?
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Video
Opdracht bij filmpje
Wat is vergrijzing en wie zijn de babyboomers?
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Bespreken SO / Zelfstandig werken
Maak opgave 1 t/m 6 van paragraaf 7.3 vanaf pagina 198.
timer
12:00
Slide 42 - Slide
Huiswerk
Maak opgave 7 t/m 12 van paragraaf 7.3 vanaf pagina 200.
Slide 43 - Slide
Naast AOW en een pensioenuitkering
- zelf sparen
- een lijfrenteverzekering afsluiten:
wordt eenmalig of een paar keer premie betaald. Op een afgesproken einddatum komt de verzekering tot uitkering.