This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefentoets vragen
H7
Slide 1 - Slide
In welk van de figuren kan een mengsel van ijzer en calcium afgebeeld zijn?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 2 - Quiz
Welk atoomnummer heeft het atoom in het figuur?
A
25
B
30
C
55
D
80
Slide 3 - Quiz
Wat is de naam van CuO?
A
calciummono-oxide
B
calciumoxide
C
kopermono-oxide
D
koperoxide
Slide 4 - Quiz
Welk van onderstaande stoffen is een zout?
A
Na2CO3
B
Na
C
CO
D
CO2
Slide 5 - Quiz
Sommige stoffen, zoals zuurstof (O2), bestaan uit twee-atomige moleculen. Welke stof bestaat nog meer uit twee-atomige moleculen?
A
ijzer
B
kalium
C
natrium
D
jood
Slide 6 - Quiz
Chroomoxide bestaat uit ionen. Wat is de lading van het chroom-ion in CrO3?
A
1+
B
2+
C
4+
D
6+
Slide 7 - Quiz
De verhoudingsformule van het zout berylliumchloride is BeCl2. De atoommassa van beryllium is 9,0 u. Hoe groot is de molecuulmassa van berylliumchloride?
A
9,0 u
B
44,5 u
C
80,0 u
D
115,5 u
Slide 8 - Quiz
In mineraalwater komen verschillende deeltjes voor. Een daarvan is CO3^2-. Welk soort deeltje is CO3^2-?
A
atoom
B
enkelvoudig ion
C
samengesteld ion
D
molecuul
Slide 9 - Quiz
Welke berekening is op het juiste aantal significante cijfers afgerond?
A
4,01 + 6,1 = 10,1
B
4,01 × 6,1 = 24,1001
C
6,1 – 4,01 = 2,09
D
6,1 : 4,01 = 1,52
Slide 10 - Quiz
Hoe ontstaat een positief ion?
A
als er een elektron in de elektronenwolk opgenomen wordt
B
als er een elektron uit de elektronenwolk vertrekt