SP_PA 3_Herhaling_PTO 3

¡Hola!
1 / 54
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Hola!

Slide 1 - Slide

  1. Revisión: en/a + imperfecto + bijwoorden + vergelijking + woorden

Eind van de les ik.../Al final de la clase...
1. ben ik beter voorbereid voor de toets.


Plan para hoy

Slide 2 - Slide

¡Hablemos!
¿Cómo te llamas? Me llamo ...
¿Cuántos años tienes? Tengo ...
¿Dónde vives? Vivo en ...
¿Cómo eres? Soy ...
¿Qué hiciste en las vacaciones? Yo ...
¿Qué has estudiado en las vacaciones? Yo he ...
¿Con quién jugabas en la escuela primaria? Yo ...
¿Dónde vivías cuando eras pequeño/a? Yo ...

Slide 3 - Slide

Preguntas y respuestas
Geef antwoord met een volle zin

Slide 4 - Slide

¿Cómo te llamas?

Slide 5 - Open question

¿Cómo se llamaba tu amiga en la escuela primaria?

Slide 6 - Open question

¿Qué deporte practicabas en la escuela primaria?

Slide 7 - Open question

¿Dónde vivías cuando eras pequeño?

Slide 8 - Open question

¿Con quién estudiabas en el 2021?

Slide 9 - Open question

EN/A

Slide 10 - Slide

Yo iba a/en ...
a = naar


Yo iba 
a la playa
a la casa de María
al Instituto
al parque
a la cita
a nadar/ a comer pizza/ a jugar al fútbol
a + plek
a + hele werkwoord

Slide 11 - Slide

Yo iba en ...
en = in


Yo iba 
en autobús
en avión
en tren
en bici
en + vervoer

Slide 12 - Slide

 en ...
en = in


Yo estoy 
en el espectáculo
en el museo
en la calle Zusterstraat
en la casa de María
Yo como
en el restaurante
Yo vivo 
en Holanda
en + plek

Slide 13 - Slide

Cuando yo era pequeño, yo iba ... pasear en el parque
[Toen ik klein was, ging ik wandelen in het park]
EN of A?
A
en
B
a

Slide 14 - Quiz

Ella iba ... mandar un mensaje
[Zij ging een bericht sturen]
EN of A
A
a
B
en

Slide 15 - Quiz

Cuando mi padre era joven, el comía mucha pasta ... el restaurante
[Toen mijn vader jong was at hij veel pasta in het restaurant]
EN of A?
A
a
B
en

Slide 16 - Quiz

Cuando vivía en Amsterdam, Hussein trabajaba ... el Albert Heijn.
[Toen hij in Amsterdam woonde, werkte Hussein in Amsterdam]
EN of A?
A
en
B
a

Slide 17 - Quiz

Yo iba...bici a la playa.
[Ik ging op de fiets naar het strand]
EN of A?
A
en
B
a

Slide 18 - Quiz

houden van + vergelijking

Slide 19 - Slide

Me gusta A más que B

en/of

A me gusta menos que B
Vergelijken: Wat je vindt lekker/leuker/houdt van en wat je vindt minder lekker/leuker/niet houdt van

Slide 20 - Slide

El fútbol (+) me gusta .............. el baloncesto (-)

Slide 21 - Open question

El KitKat (-) me gusta .... el Milka (+)

Slide 22 - Open question

La pasta (-) me gusta .... el taco (+)

Slide 23 - Open question

Messi (+) me gusta .............. Mbappé (-)

Slide 24 - Open question

Pretérito Imperfecto
(Verleden tijd)

Slide 25 - Slide

Pretérito Imperfecto

Gewoontes uit het verleden beschrijven. 
        > Antes trabajaba de actriz.
           [vroeger werkte zij als actrice] 

Mensen, dingen of situatie in het verleden beschrijven.
         > En la escuela primaria, yo jugaba al fútbol. 
            [Ik speelde voetbal op de basisschool]
         > Cuando era joven, mi abuelo tenía el pelo negro. 
            [Toen mijn opa jong was, had hij zwaarte haar] 


Slide 26 - Slide

Pretérito Imperfecto

Tijdsaanduidingen [tijd-woorden]

Vroeger= ANTES
Elke zomer; elke zondag= CADA verano; CADA domingo
Iedere dag= CADA día/TODOS los días
Toen ik klein, jong was= CUANDO ERA pequeño, joven 
Toen ik 10 was= CUANDO TENÍA 10 años
In de jaren 90= En los años 90
Altijd= SIEMPRE

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Pretérito Imperfecto

Slide 29 - Slide

Pretérito Imperfecto

SER (zijn)
IR (gaan)
VER (zien)
Yo
era
iba
veía
eras
ibas
veías
El
era
iba
veía
Nosotros
éramos
íbamos
veíamos
Vosotros
érais
íbais
veíais
Ellos
éran
íban
veían

Slide 30 - Slide

Yo tenía // Tú ... // El tenía
Nosotros ... // Vosotros ... // Ellos ...

Slide 31 - Open question

Yo ... // Tú vivías // El ...
Nosotros vivíamos // Vosotros ... // Ellos..

Slide 32 - Open question

Cuando yo era joven...
(Toen ik jong was)
A
iba a la Universidad
B
íbais a la Universidad
C
ibas a la Universidad

Slide 33 - Quiz

Cuando yo vivía en Moldavia...
(Toen ik in Moldavia woonde)
A
hablabas inglés
B
hablábamos inglés
C
hablaba inglés

Slide 34 - Quiz

Antes cuando trabajaba en Francia...
(Vroeger, toen ik in Frankrijk werkte)
A
comían a las 13.00
B
comíais a las 13.00
C
comía a las 13.00

Slide 35 - Quiz

Yo (ser)...........muy guapo cuando era joven.
[Ik was heel knap toen ik jong was]
A
eran
B
soy
C
era
D
fui

Slide 36 - Quiz

Andrés y Juan( visitar)................el museo.
A
visitabais
B
visitaban
C
visitas
D
visitaba

Slide 37 - Quiz

José (aprender)........alemán en el Instituto.
A
aprendaba
B
aprendería
C
aprendas
D
aprendía

Slide 38 - Quiz

él (andar).........todas las mañanas una hora.
A
andaba
B
anduve
C
andó
D
andaría

Slide 39 - Quiz

Klik op het werkwoord om in Wordwall te oefenen:

PERDER (verliezen)
ENCONTRARSE (ontmoeten)
TOMAR (drinken/nemen)
PREFERIR (liever hebben)
TENER (hebben)
ESPERAR (wachten)



Slide 40 - Slide

Bijwoorden

Slide 41 - Slide

El Adverbio = het bijwoord
Het bijwoord zegt iets over de manier waarop iets gebeurt of gedaan wordt.

Het verschil tussen het bijwoord en het bijvoeglijk naamwoord: 

Een bijvoeglijk naamwoord zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 42 - Slide

El Adverbio = het bijwoord
Je vormt het bijwoord met de vrouwelijke vorm van een bijvoeglijke naamwoord + MENTE.

                      Rápido: Rápidamente

 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

El Adverbio = het bijwoord
Bijv.nw
bijv.nw vr
bijwoord
rápido
rápida
rápidamente
snel
normal
normal
normalmente
normaal
lamentable
lamentable
lamentablemente
jammer genoeg

Slide 45 - Slide

Wat is het bijwoord van: cariñoso

Slide 46 - Open question

Wat is het bijwoord van: inteligente

Slide 47 - Open question

Wat is het bijwoord van: amable

Slide 48 - Open question

Wat is het bijwoord van: último

Slide 49 - Open question

Wat is het bijwoord van: alegre

Slide 50 - Open question

Slide 51 - Slide

Ik voel beter voorbereid voor de toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Poll

¡Buen trabajo!
¡Hasta la próxima!

Slide 54 - Slide