Begrijpend lezen E4 les 2
1 / 12
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
A
het hofdool
B
het dool
C
het doolhof
D
het hoofdol
Slide 2 - Quiz
Ben je zelf weleens in een doolhof geweest?
A
Ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
1. Waar gaat het verhaal vooral over?
A
Over draaimolens en zweefmolens.
B
Over een pretpark.
C
Over een doolhof.
D
Over achtbanen en glijbanen.
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
2. Lees de zin met het rondje ervoor. Hoe komt het dat de paden op elkaar lijken?
A
De paden zijn allemaal even lang.
B
De paden zijn allemaal even smal.
C
De paden zijn allemaal even krom.
D
De paden zijn allemaal even kort.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
3. Wat vinden Mirjam en Erik vooral leuk aan het doolhof?
A
Iedereen is aan het zoeken.
B
Het is spannend.
C
Er zijn veel struiken.
D
Het is alleen voor kinderen.
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
4. Lees de zin met het vierkantje ervoor. Hoe komt het dat je andere kinderen wel hoort en ze niet ziet?
A
De andere kinderen zijn te ver weg.
B
De andere kinderen zijn al in het midden van het doolhof.
C
De andere kinderen kun je door de hoge struiken niet zien.
D
De andere kinderen kun je door de dichte struiken niet zien..
