evolutie kort

Basisbegrippen
Organische stof: bevat én C én H én O
Anorganische stof: niet alle drie de elementen
anaeroob: zonder zuurstof
autotroof: kan uit anorganische stoffen zelf organische stoffen maken
heterotroof: moet organische stoffen opnemen om organische stoffen te krijgen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Basisbegrippen
Organische stof: bevat én C én H én O
Anorganische stof: niet alle drie de elementen
anaeroob: zonder zuurstof
autotroof: kan uit anorganische stoffen zelf organische stoffen maken
heterotroof: moet organische stoffen opnemen om organische stoffen te krijgen

Slide 1 - Slide

Endosymbiose
theorie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Binaire naamgeving
Ieder organisme wordt weergegeven met twee namen: een Geslachtsnaam (let op hoofdletter) en een soortsnaam.
Daarachter evt de naamgever en rasnaam
Zelfde soort: geslachtsnaam en soortsnaam zijn hetzelfde
Van groot naar klein: Domein, Rijk, Stam, Klasse, Orde, Familie, Geslacht, Soort

Slide 4 - Slide

Prokaryoten
  • Archaea:
Hebben geen kern, alleen DNA en ribosomen
in darm methaan productie 
  • Bacteriën:
geen kern, noodzakelijk erfelijk materiaal grote cirkel
evt plasmide: extra informatie zoals resistentie

Slide 5 - Slide

Conjugatie

Slide 6 - Slide

Biotechnologie
Het gebruik van organismen om producten te maken voor de mens
Evt genetisch veranderen van de organismen: genetische modificatie
Virus: is geen organisme, heeft ander organisme nodig om voort te planten: gaat cellen als fabriek gebruiken
Bacteriofaag is virus van bacterie

Slide 7 - Slide

Eukaryoten
  • Schimmels
  • Planten
  • Dieren
Indeling: Binas tabel 78!

Slide 8 - Slide

Schimmels
Ongeslachtelijke voortplanting: eencellige schimmels
Geslachtelijke voortplanting: dan zie je een paddenstoel; Alle cellen in de paddenstoel hebben twee aparte kernen, onderin: versmelting van de kernen en meiose

Slide 9 - Slide

Indeling planten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Indeling dierenrijk
Op basis van:
  • Symmetrie: ontwikkeling van niet symmetrisch via veelzijdig naar tweezijdig symmetrisch
  • Skelet: ontwikkeling van geen skelet, via uitwendig naar inwendig skelet

Slide 12 - Slide

Evolutie
Definitie: 

De langzame verandering van soorten of het ontstaan van nieuwe soorten.

Slide 13 - Slide

Onderdelen evolutietheorie
  1. er is genetische variatie
  2. één uitingsvorm heeft voordeel boven andere uitingsvormen, deze kan zich beter voortplanten en daardoor genen doorgeven
  3. bij geografische- of seksuele scheiding: nieuw soort ontstaat

Slide 14 - Slide

Argumenten
1. Fossielen

2. Overeenkomsten in bouw

3. Rudimentaire organen

4. Overeenkomst in embryonale ontwikkeling

Slide 15 - Slide

3 Voorwaarden voor evolutie
1.  Er is variatie
2.  De variatie is erfelijk
3.  Er is (natuurlijke) selectie

Slide 16 - Slide

2. Wat is natuurlijke selectie?
  1. Van wie is de overlevingskans het grootst?
  2. Welk organisme heeft de meest voordelige eigenschappen?
  3. Welk organisme kan zich het beste aanpassen?

Definitie natuurlijke selectie: De best aangepaste organismen geven hun genen vaker door aan de volgende generatie dan de minder goed aangepaste organismen. Het aandeel van de goed aangepaste individuen van een soort in de volgende generatie is daardoor groter. 

Slide 17 - Slide

Voorbeeld van natuurlijke selectie
(survival of the fittest) 
van evolutie
Best aangepast aan leefomgeving 
Wie van de giraffe's kan zich het best voortplanten?

Slide 18 - Slide

Hoe ontstaan nieuwe soorten?
1.  Isolatie
2. Variatie van een bepaalde erfelijke eigenschap
3. Erfelijke eigenschap is erfelijk
3. Natuurlijke selectie; de best aangepaste organismen kunnen zich het beste voortplanten. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Hoe ontstaan fossielen
Versteend

Bedekt

Goed bewaard gebleven

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Cladogram
Schematische weergave van verwantschap tussen soorten
Bij elke splitsing staat een gemeenschappelijk voorouder, daarna is één kenmerkende eigenschap waarin de twee verschillen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Hardy-Weinberg

Deze wordt vaak toegepast om allelfrequenties te berekenen. Voorwaarde is wel dat er geen selectiedruk is, wat niet heel reeël is, maar wordt dan vaak verondersteld.

Als er wel selectiedruk is, dan veranderen allelfrequenties. Dit noemt men micro-evolutie. Bij macro-evolutie vindt soortsvorming plaats.

Bij co-evolutie beïnvloedt het ene soort het andere soort.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Eilandtheorie Binas 93C

Slide 27 - Slide

In welk buisje groeien volledig anaerobe bacteriën?
A
Buisje 1
B
Buisje 3
C
Buisje 2
D
Buisje 4

Slide 28 - Quiz

Welk van de organismen hiernaast is autotroof?
A
De radijs
B
Het konijn
C
De uil

Slide 29 - Quiz

Hoe kan je cyanobacteriën onderscheiden van andere bacterien?
A
Ze worden gezien als de eerste levende organismen
B
Ze komen voor in de 'black smokers' op de bodem van de oceanen
C
Ze zijn groen
D
Ze zijn aeroob

Slide 30 - Quiz

Welk van de onderstaande moleculen is anorganisch?
A
Koolstofdioxide
B
Eiwit
C
Glucose
D
Fosfolipide

Slide 31 - Quiz

Examenvraag Hardy Weinberg
Het al of niet gestreept zijn van de vacht bij katten wordt bepaald door de allelen A
(streping) en a (geen streping). De soort streping van de vacht wordt bepaald door de allelen T voor regelmatige streping en t voor onregelmatige streping. De allelen A en T zijn dominant, niet X-chromosomaal en erven onafhankelijk van elkaar over. 
Onderzoek bij zwerfkatten in een voorstad van Londen heeft aangetoond dat de
frequentie van allel a in deze grote populatie katten 40% is. De frequentie van het allel t is 80%. 

Bereken, met behulp van de regel van Hardy-Weinberg, het percentage onregelmatig
gestreepte katten dat in deze voorstad voorkomt. Rond je uitkomst af op een geheel getal. 
timer
3:00

Slide 32 - Slide