Juridisch generiek P4W4 20-05-25

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

Vandaag

- De basis

- Formeel en informeel

- Veelgemaakte fouten

- Signaalwoorden

- Quiz

De basis

• Elke zin begint met een hoofdletter, en eindigt met een punt (of !/?).

• I (ik) is altijd met een hoofdletter. Namen natuurlijk ook. Hetzelfde geldt voor: dagen, maanden, seizoenen.

• Typ volledige zinnen. Dit mogen korte zinnen zijn. Het hoeven niet altijd enorm lange zinnen te zijn want dan krijg je dat het best vermoeiend is om het te lezen zoals in deze zin.

• Let op je lay-out. Gebruik af en toe een enter, zeker bij nieuwe paragrafen.

Formeel (zakelijk)

• Altijd Dear Mr./Mrs,. of Dear Sir/Madam,

• Groet:
  
  Yours sincerely, (bekend)
  Yours faithfully, (onbekend)

• Geen afkortingen
• Geen straattaal
• Beter te beleefd dan te onbeleefd

Informeel (persoonlijk)

• Beginnen kan met Dear (naam), maar ook met Hi/Hello/etc.

• Groet: Kind regards,
  See you soon,
  Lots of love,

• Afkortingen mogen
• Ook hier: beter te beleefd dan te onbeleefd, zeker als je het voor school schrijft

Veelgemaakte fouten

Two - two - too

• To: Do you want to go to your house? To is naar. To school, to work, to your house. En staat voor werkwoorden in de stam (to bike, to walk, to write).
  
• Two: I was two hours earlier than planned. Two is twee.
• Too: I was too late for school. Too is te (veel). Too gebruik je om aan te duiden dat iets te (veel) is. Too late, too early, too many, too small, etc.
  
  

Than - then

• Than: I would rather drink tea than coffee. Than met een a is een vergelijking (dan/als). Je drinkt liever thee dan koffie.
• Then: Do you want to go to school, then to your house? Then met een e is ook dan, maar in tijd. Dus eerst naar school, dan naar jouw huis. 

There - their

• There: Let's go sit over there. Plaats of aanwijzend.
• Their: That is their bag. Bezit.

Where - were - we're

• Where: Where did my phone go? I just saw it! Plaats
• Were: You were late to class, again!? Verleden tijd van to be (you are, you were)
• We're: We're never late, because we are perfect. We are is we're.

Your - you're

• Your: Your coat, your shoes, your bag, that's all your stuff.
  Het is JOUW bezit.
• You're: You're done so well lately. My compliments!
  You're is you are (jij bent)

A- an

• Lidwoord zoals in het Nederlands een. 
• Begint het met een klinker, dan gebruik je an: an apple, an iron, an easy test
• Begint het met een medeklinker, gebruik dan a: a test, a banana, a clock.

Signaalwoorden

Deze ken je sowieso al:

And (en), also (ook), too (ook)

Because (omdat/want), so (dus)

But (maar), however (maar)

If (als), for example (bijvoorbeeld)

That's why (daarom)

By the way (trouwens)

Wat is niet erg op het examen?

• Als je een aantal grammatica fouten maakt
• Als je een woord niet weet en dat omschrijft (dat is juist goed!)

do's and don'ts:
what is the do in formal writing

1. contractions (can't, don't)
2. use linking words
3. gonna wanna gotta
4. start sentences with But / And

Formal writing:
Instead of using "And..." at the beginning of a sentence use:

1. Also,
2. Moreover,
3. In addition,
4. all of the above

You know the name of the person of which you have been writing to (formal). How do you end?

1. Yours faithfully,
2. Yours sincerely,
3. Greetingzzzz!

Formal writing:
Instead of using "But..." at the beginning of a sentence use:

1. However,
2. In conclusion,
3. So,
4. Thus,

You know the name of the person of which you have been writing to (formal). How do you end?

1. Yours faithfully,
2. Yours sincerely,
3. Greetingz!

Used for notes to friends, personal blogs and e-mails or letters to friends and family

1. Formal writing
2. Informal writing

Which is the one you can't use when writing a formal letter?

1. Dear Sir/Madam,
2. Hi Potter,
3. Dear Mr Potter,

Waar hoort deze zin bij?
She is teaching us grammar.

1. Present simple want het is een gewoonte/feit
2. Present continuous want het gebeurt NU
3. Past simple want het is in het verleden gebeurd en nu klaar.

Grammar vocabulary
Translate : tegenslag en faillisement

1. gegenteil & failure
2. setback & bankruptcy
3. setback & faillicy
4. counterpart & bankruptcy

Grammar: Present continuous
Wanneer gebruik je de present continuous?

1. Als iets in het verleden is gebeurd.
2. Als iets nu aan de gang is.
3. Als iets in de toekomst gaat gebeuren.
4. Als iets is gebeurd maar het is nog steeds belangrijk.

Our teacher ___ the grammar.

1. explains
2. is explain
3. explaining
4. is explaining

Our teacher ___ the grammar right now.

1. explains
2. is explain
3. explaining
4. is explaining