hin 4K voorbereiding toets woordenschat hst 1-4

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Telefoon in de tas
  • We gaan direct op onze eigen plek zitten
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Zitten volgens plattegrond (mits aanwezig) 
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 2 - Slide

Woordenschat 
Brugklas havo
Toetsweek zomer

Slide 3 - Slide

  •  Ik kan verschillende woordstrategieën benoemen en deze toepassen bij het opzoeken van de betekenissen van moeilijke woorden.

Lesdoelen

Slide 4 - Slide

Welkom
Pak je boek op blz 108,
 je schrift of een blaadje
en je pen 
timer
3:00

Slide 5 - Slide

Vandaag
  • Uitleg woordenboek en woordenschat H4
  • Aan de slag met opdrachten H4

  • Kahoot 
  • Vragen stellen
  • Evaluatie en afsluiting 

Slide 6 - Slide

Voorbereiding toets woordenschat hst 1-4

Slide 7 - Slide

Doelen van deze les
Je weet wat je moet kennen en kunnen voor de toets
Je weet wat voor soort vragen je kunt verwachten
Je weet wat je nog moet oefenen
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord
We hebben een leerzame en plezierige les gehad

Slide 8 - Slide

Wat leer je voor de ...




Leer de woorden en uitdrukkingen van hoofdstuk 1 t/m 4
Je kunt de LessonUps nog een keer gebruiken
Oefen nog een keer met de online-opdrachten

Slide 9 - Slide

De toets....
Maak je op een apart blad
Schrijf met pen
Schrijf leesbaar (onleesbaar=fout)
Je hebt 45 minuten de tijd
Met het beantwoorden van 49 vragen kun je 49 punten behalen
Je telefoon blijft in je (telefoon)tas en het geluid staat uit
Het is stil in het toetslokaal tot iedereen klaar is

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk woord past in de zin?
De leerling die ....... op de beslissing van de docent gaf, kreeg hiervoor een gele kaart.
A
commentaar
B
maximum
C
opvatting
D
toename

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van onvolledig?
A
niet compleet
B
niet in staat
C
bijna leeg
D
onvolwaardig

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van ontkenning?

Slide 14 - Open question

Wat is de betekenis van leerlingbegeleider?

Slide 15 - Open question

Noteer op welk woord het volgende begrip lijkt en noteer de betekenis van dat woord.
Concentratie

Slide 16 - Open question

Wat is de betekenis van het woord conflict?

Slide 17 - Open question

Wat is de betekenis van het woord populair?

Slide 18 - Open question

Welk woord ontbreekt?
De ober .... zich, toen hij de verkeerde gebakjes bracht.
A
verslikte
B
verontschuldigde
C
ervoer
D
trof aan

Slide 19 - Quiz

Welk woord ontbreekt?
Mijn oma...... zich toen zij een rotje in haar mond kreeg.
A
verslikte
B
verontschuldigde
C
ervoer
D
trof aan

Slide 20 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het woord.
Een kooktoetstel met te veel is niet (functie)...

Slide 21 - Open question

Noteer de juiste vorm van het woord.
De ... van deze band is ongekend(populair)

Slide 22 - Open question

Welk woord is figuurlijk bedoeld?
De verwachtingen van de docent voor de toetsresultaten zijn torenhoog.
A
verwachtingen
B
docent
C
toetsresultaten
D
torenhoog

Slide 23 - Quiz

Noteer de betekenis van het woord indirect.

Slide 24 - Open question

Noteer de betekenis van het woord gecompliceerd .

Slide 25 - Open question

Noteer de betekenis van het woord beletten .

Slide 26 - Open question

Noteer de betekenis van de uitdrukking liegen alsof het gedrukt staat.

Slide 27 - Open question

Maak een zin met de uitdrukking dat liegt er niet om. Uit de zin moet de betekenis blijken.

Slide 28 - Open question

oefen voor de toets ook nog 
met een woordenboek

Slide 29 - Slide

Doel: Ik kan de juiste betekenis van een woord opzoeken in een woordenboek.

Slide 30 - Slide

Instructie
Een woord kan meerdere betekenissen hebben. Je moet de betekenis kiezen die bij de context past.

Niet alle woorden staan in het woordenboek.

Slide 31 - Slide

  •  Je gebruikt een woordenboek vooral om de betekenis van woorden op te zoeken. Veel woorden hebben meer dan één betekenis. 
     
  • Lees alle betekenissen goed door en kies de betekenis die het best in de tekst past.
Woordenboek gebruiken: de juiste betekenis opzoeken

Slide 32 - Slide

Woordenboek: grondwoord
Bij werkwoorden is het grondwoord altijd het hele werkwoord

Bij zelfstandige naamwoorden is het grondwoord altijd het enkelvoud en geen verkleinwoord 

Bij sommige woorden zoek je op de kortste vorm 

Slide 33 - Slide

Woordenboek: grondwoord
Bij zelfstandige naamwoorden is het grondwoord altijd het enkelvoud en geen verkleinwoord en geen meervoud.

opa's = opa
koekje = koek
tafels = tafel
kleedjes = kleed

Slide 34 - Slide

Oefenen grondwoord 
Woorden kunnen verschillende vormen hebben.

In het woordenboek moet je daarom zoeken naar het grondwoord
Waar zoek je het volgende woord?
- gevonden =                               - besloten =
- fietsten =                                   - plantje = 
- werkten  =                                 - bloemetjes = 
- gelopen =                                  - vuurkorven =
timer
5:00

Slide 35 - Slide

Zelfstandig werken/ Extra uitleg
Leer woordenlijsten en woordraadstrategieen H1 t/m H4. 



Klaar? Aftekenen en nakijken
timer
15:00

Slide 36 - Slide

Heb je vragen?

Slide 37 - Slide

Wat wil je                  nog vragen?

Slide 38 - Slide

Doelen van deze les
Je weet wat je moet kennen en kunnen voor de toets
Je weet wat voor soort vragen je kunt verwachten
Je weet wat je nog moet oefenen
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord
We hebben een leerzame en plezierige les gehad

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide