groep 7 quiz

De grote groep 7 quiz
1 / 47
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 7

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De grote groep 7 quiz

Slide 1 - Slide

Ronde 1
Taal

Slide 2 - Slide

Wat is het gezegde in de zin:
Gisteren zijn we met zijn allen naar het zwembad geweest.

Slide 3 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin?
De man met de rode pet laat zijn hond uit.

Slide 4 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
Alle kinderen uit de klas ruimen de rommel op.

Slide 5 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Meneer Bram deelt aan alle kinderen een ijsje uit.

Slide 6 - Open question

Vanochtend ben ik naar school gelopen.
Wat is gelopen?
A
ik vorm
B
persoonsvorm
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Deze racewagen rijdt erg snel.
Wat is erg?
A
werkwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Quiz

Ali gaat een ladder lenen bij zijn buurman.
Wat is zijn?
A
werkwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 9 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord ?
Alle mussen zijn terug naar hun nest gevlogen.
A
mussen
B
zijn
C
terug
D
hun

Slide 10 - Quiz

Mijn tekening heeft alle kleuren van de regenboog.
Wat is kleuren?
A
een werkwoord
B
een persoonsvorm
C
een zelfstandig naamwoord
D
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Als de vakantie voorbij is, gaan we allemaal naar groep 8.
A
hoofdzin-bijzin
B
hoofdzin-hoofdzin
C
bijzin-hoofdzin
D
bijzin-bijzin

Slide 12 - Quiz

Ronde 2
Rekenen

Slide 13 - Slide

1/3 x 2/4 =
A
3/12
B
1/4
C
3/8
D
4/6

Slide 14 - Quiz

Wat is de oppervlakte?

Slide 15 - Open question

26 : 0,1 =

Slide 16 - Open question

4,1 x 2,2

Slide 17 - Open question

612 : 16 =

Slide 18 - Open question

Wat is de inhoud in L?

Slide 19 - Open question

Een tv kostte eerst E 200,-. Nu is hij 15% duurder geworden. Wat kost de tv nu?

Slide 20 - Open question

112 : 0,16 =

Slide 21 - Open question

75 + 100 : (15 : 3) =

Slide 22 - Open question

2/5 ......... 1/3
A
<
B
>
C
=
D
v

Slide 23 - Quiz

Ronde 3
Spelling

Slide 24 - Slide

Wat is goed?
A
congiërge
B
consjerche
C
conciërge
D
concherche

Slide 25 - Quiz

Wat is goed?
A
zonnestelsel
B
zonnenstelsel
C
zonne-stelsel
D
zonestelsel

Slide 26 - Quiz

Typ een woord met een Latijns voorvoegsel

Slide 27 - Open question

Wat is goed?
A
eendeëi
B
eende-ei
C
eendenei
D
eendeei

Slide 28 - Quiz

Wat is het meervoud van categorie?

Slide 29 - Open question

Lange tijd heeft hij zijn huiswerk ............
(verwaarlozen)

Slide 30 - Open question

Het paard ...... toen de locomotief floot.
(steigeren)

Slide 31 - Open question

Mike ....... verse melk van de boerderij.
(halen)

Slide 32 - Open question

De wagens ..... snel door het dorp.
(rijden, vt)

Slide 33 - Open question

....... je die jongen sympathiek?
(vinden)

Slide 34 - Open question

Ronde 4
Wereldoriëntatie

Slide 35 - Slide

Hoe herkent een egel een voorwerp?
A
Hij kijkt ernaar
B
Hij ruikt eraan
C
Hij spuugt erop en proeft
D
Hij vraagt het aan een andere egel

Slide 36 - Quiz

Wie is de baas van ons land?
A
De koning
B
De burgers
C
De minister-president
D
Alle kamerleden

Slide 37 - Quiz

Welk bedrijf hoort thuis in de secundaire sector?
A
boerderij
B
chipsfabriek
C
ziekenhuis
D
supermarkt

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Video

Wat voor soort boodschap is dit?
A
een commerciële boodschap
B
een meningvormende boodschap
C
een informerende boodschap
D
een amuserende boodschap

Slide 40 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van duurzame energie?
A
windmolens
B
zonnepanelen
C
waterpomp
D
aardgas

Slide 41 - Quiz

Een plant maakt zijn eigen voedsel. Hoe heet dat voedsel?
A
glucose
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
mest

Slide 42 - Quiz

Noem twee zoogdieren

Slide 43 - Open question

Hoe heet de rode streep?

Slide 44 - Open question

Hoe lang doet de aarde erover om een ronde om de zon te draaien?
A
24 uur
B
een maand
C
10 jaar
D
1 jaar

Slide 45 - Quiz

Welke kleur krijg je als je blauw met geel mengt?

Slide 46 - Open question

Het is altijd warm. Het regent vaak. Welk klimaat hoort hierbij?
A
tropisch klimaat
B
landklimaat
C
zeeklimaat
D
poolklimaat

Slide 47 - Quiz