week 6

1 / 33
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Tu aimes le sport ?
Oui, beaucoup
Non
Un peu

Slide 2 - Poll

J'aime...
le ski, le hockey
l'équitation
l'athlétisme
la danse
le cyclisme
le VTT
le skate
la natation
le volley
le badminton
le hand-ball
J'aime...
le cinéma
le shopping
chanter
les voyages
les dessins
la peinture
les jeux

Slide 3 - Slide

  • lire
  • quizz - oefentoets
  • vragen stellen
  • écouter et parler

Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met lezen voor de toetsweek
  • heb ik geoefend met grammatica voor de toets
  • heb ik geoefend met luisteren en praten

Slide 4 - Slide

LessonUP vorige les

Toegevoegd aan jullie klas. 
Aerobe - aanmelden LessonUP



Kijk bij het leren goed wat voor soort vragen je kunt verwachten

Slide 5 - Slide

Lire extra blz 43
Lees de inleiding

Wie vertelt dit verhaal? Aan wie vertelt deze persoon het verhaal? 

Slide 6 - Slide

Gaspard (15) vertelt aan de lezers van Libé Ado

Slide 7 - Slide

Lees kopje 1: le voyage
 Waarom is Gaspard naar Nouvelle-Caledonië gegaan?

Wie heeft voor de vakantie betaald?

Wat heeft hij gedaan tijdens de vliegreis? Noem 3 dingen

Slide 8 - Slide

Antwoord kopje 1: le voyage
1. Om zijn beste vriend Samuel daar woont

2. de ouders van Samuel

3. stripboeken gelezen (bandes dessinées), 2 films, muziek geluisterd, geslapen

Slide 9 - Slide

Kopje 2: mes activités...
vrai of faux?
Gaspard heeft geen dieren gezien tijdens zijn boottocht

Hij denkt dat walvissen misschien last hebben van toeristen

Hij geeft de walvissen helemaal gelijk

Slide 10 - Slide

antwoord kopje 2: mes activités
1 Faux : hij heeft dolfijnen gezien, geen walvissen.
2 Vrai.
3 Faux : hij zegt dat de walvissen misschien gelijk hebben, maar hij vindt het jammer.

Slide 11 - Slide

Kopje 3 - la visite de l'ile
1. Waar werd het eiland in de 19e eeuw door de Fransen voor gebruikt?

2. Wat vond Gaspard super toen hij het noorden van het eiland bezocht?

Slide 12 - Slide

Antwoord kopje 3 - la visite de l'ile

1. om gevangenen naar te sturen

2. Het praten met Kanaken over hun tradities en cultuur.

Slide 13 - Slide

Quiz oefentoets

Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je pers.vnw. met nadruk?
A
Als je het onderwerp wilt benadrukken (begin of eind zin).
B
Als er geen werkwoord bij staat.
C
Na C'EST
D
Na een voorzetsel.

Slide 15 - Quiz

Hier wordt het pers.vnw. gebruikt om het onderwerp te benadrukken:
A
Tu aimes Yves, toi?
B
Ils vont au cinéma.
C
Je m'excuse.
D
Elles, eux, elles chantent.

Slide 16 - Quiz

Na een voorzetsel

Le cadeau est pour toi.

Je vais au concert avec eux. (met hen (jongens))

Je vais au concert avec elles. ( met hen(meisjes))

Demain je mange chez lui.


Slide 17 - Slide

Pers.vnw. na een voorzetsel

Voorzetsels:


  • à            =  aan in op naar
  • avec     = met
  • pour      = voor
  • sans      = zonder
  • dans     = in




chez      = bij

pour       = voor

après     = na

Slide 18 - Slide

Tu demandes un autographe pour ... (mij) ?
A
Toi
B
Me
C
Moi
D
Lui

Slide 19 - Quiz

Het persoonlijke voornaamwoord met nadruk
Ook na c’est

bijv. 

C' est moi = Ik ben het.

C' est vous= U bent het. / Jullie zijn het.

Slide 20 - Slide

Quelle phrase est correcte?
A
C'est Cali? Oui, c'est le.
B
C'est Cali? Oui, c'est eux.
C
C'est Cali? Oui, c'est lui.
D
C'est Cali? Oui, c'est elles.

Slide 21 - Quiz

Elles... (parler)
(passé composé)
A
ont parlé
B
sont parlé
C
sont parler
D
sont parlées

Slide 22 - Quiz

Madame, ... avec votre soeur (u bent uitgegaan - sortir)

Slide 23 - Open question

Les garçons .... au Népal pour escaler le mont Everest (partir - zijn vertrokken)

Slide 24 - Open question

Ik heb gedanst (vertaal)

Slide 25 - Open question

Hugo telefoneert (téléphoner)

Slide 26 - Open question

Mijn ouders huren ...un scooter de mer
Vertaal het eerste gdeelte

Slide 27 - Open question

Vragen over de toets?

Slide 28 - Slide

Waar zou je volgende periode meer /minder in de les willen doen?

Slide 29 - Mind map

Exercice 17


A: vul in wat ze bestellen








Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Hoe zeg je: zullen we iets nemen?
Ja. Ik zou graag (vertel wat je wilt drinken) willen aub
Heeft u iets te eten? Ja, natuurlijk. Ik wil graag....

Slide 32 - Slide

Exercice 19
Écoute le dialogue 3 et réponds aux questions.
Eventueel kun je meelezen op blz 27

Slide 33 - Slide