Inkopen, verkopen, kosten, uitgaven

Inkopen, verkopen,
kosten, uitgaven
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Inkopen, verkopen,
kosten, uitgaven

Slide 1 - Slide

Een klant betaalt een openstaande factuur op 1 mei.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...
A
opbrengst
B
ontvangst
C
uitgave
D
kostenpost

Slide 2 - Quiz

De verhuurder van het kantoorpand vraagt om aan het begin van het kwartaal de huur voor drie maanden vooruit te betalen.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...
A
opbrengst
B
ontvangst
C
uitgave
D
kostenpost

Slide 3 - Quiz

De huur van het kantoorpand bedraagt €1.000 per maand.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...
A
opbrengst
B
ontvangst
C
uitgave
D
kostenpost

Slide 4 - Quiz

Aan het einde van elk half jaar wordt er afgelost op de langlopende lening.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...
A
opbrengst
B
ontvangst
C
uitgave
D
kostenpost

Slide 5 - Quiz

Op de laatste dag van elke maand wordt er achteraf 5% rente betaald op de hypothecaire lening.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...
A
opbrengst
B
ontvangst
C
uitgave
D
kostenpost

Slide 6 - Quiz

Over het hele jaar bedraagt de rente op de hypothecaire lening 5%.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...
A
opbrengst
B
ontvangst
C
uitgave
D
kostenpost

Slide 7 - Quiz

Een onderneming betaalt aan het begin van elk kwartaal de rentekosten voor drie maanden vooruit.

Op de balans van 31 januari vind je de balanspost ...

A
vooruitontvangen bedragen
B
nog te betalen bedragen
C
vooruitbetaalde bedragen
D
te vorderen bedragen

Slide 8 - Quiz

Een onderneming betaalt aan het begin van elk kwartaal de rentekosten voor drie maanden vooruit.

Op de balans van 31 januari vind je de balanspost ...

A
vooruitontvangen bedragen
B
nog te betalen bedragen
C
vooruitbetaalde bedragen
D
te vorderen bedragen

Slide 9 - Quiz

Van welk begrip is dit de definitie?

Inkoopwaarde van de verkochte producten. Oftewel: het is de inkoopprijs van de verkochte producten.
A
Inkopen
B
Inkoopwaarde van de omzet
C
Inkopen op rekening
D
Omzet

Slide 10 - Quiz

De brutowinst is gelijk aan ...
A
Omzet - inkopen
B
Omzet - inkoopwaarde van de omzet - interestkosten
C
Omzet - inkoopwaarde van de omzet
D
Omzet - inkopen - aflossing

Slide 11 - Quiz