This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Weer of klimaat?
Slide 1 - Slide
Weer of klimaat?
Morgen wordt het mooi weer. 25 graden en af en toe een klein buitje.
A
Weer
B
Klimaat
Slide 2 - Quiz
Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is het zelfde
B
Het weer is klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is weer over lange periode
D
Het klimaat is weer over lange periode + groot gebied
Slide 3 - Quiz
Welk begrip hoort bij deze beschrijving: regen, sneeuw, hagel en ijzel?
A
Weer
B
Neerslag
C
Klimaat
Slide 4 - Quiz
Vandaag was het in Den Helder 5 graden en in Maastricht -5 graden.
A
Weer
B
Klimaat
Slide 5 - Quiz
Wat is "klimaat?"
A
Temperatuur,neerslag en zonneschijn
B
Het weer
C
Het weer in een groot gebied over een lange tijd
D
Het weer in een groot gebied over een korte tijd
Slide 6 - Quiz
Welk begrip past bij deze omschrijving? De temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment en plaats
A
Klimaat
B
Weer
C
Neerslag
D
Temperatuur
Slide 7 - Quiz
Het regent vandaag, het is bewolkt en de temperatuur is ongeveer 12 graden. We hebben het hier over:
A
Weer
B
Klimaat
Slide 8 - Quiz
Welke twee uitspraken gaan over het weer en niet over het klimaat?
A
Het KNMI heeft code rood afgegeven voor de regio Noord
B
In de laatste ijstijd was het in Europa veel kouder dan nu.
C
Na volgende week verwachten we een daling van de temperatuur en meer neerslag.
D
Nederland heeft milde winters, koele zomers en het hele jaar door regen.
Slide 9 - Quiz
Twee beweringen: I Als je met vakantie naar een ver land gaat en je weet welk klimaat dat land heeft dan weet je ook wat voor weer het zal zijn. II Als je met vakantie bent in een ver land en je bent er dertig dagen geweest, dan weet je ook wat voor klimaat dat land heeft.
A
I is goed en II is fout.
B
I is fout en II is goed.
C
I en II zijn beide goed.
D
I en II zijn beide fout.
Slide 10 - Quiz
Weer of klimaat?
Het is hier nooit kouder dan 18 graden. Maar er valt wel veel neerslag in dit gebied.
A
Weer
B
Klimaat
Slide 11 - Quiz
Stel, je houdt bij jou in de tuin een maand lang de temperatuur bij. Meet je dan het weer of het klimaat?
A
het weer
B
het klimaat
Slide 12 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of klimaat?
'Juli is in Nederland de warmste maand van het jaar.'
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 13 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
'Volgens veel wetenschappers wordt het warmer op aarde.'
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 14 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
In Nederland hebben we een klimaat met zachte winters en koele zomers.
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 15 - Quiz
Welk klimaat hebben wij in Nederland?
A
Zee klimaat
B
Pool klimaat
C
Land klimaat
D
Tropisch klimaat
Slide 16 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
In Nederland hebben we een klimaat met zachte winters en koele zomers.
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 17 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
Het regent vandaag.
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 18 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
Er trekt noodweer over Nederland’
A
Het weer
B
Het klimaat
Slide 19 - Quiz
Gaat deze uitspraak over weer of over klimaat?
Als je zegt dat het op de Noordpool kouder is dan in Nederland, dan gaat dat over’